Lezen: Deuteronomium 4: 32-40
Johannes 15:1-8
Gemeente,
Er is een dichtregel die elk jaar rond deze tijd wordt gevolgd:
“Kom vanavond met verhalen, hoe de oorlog is verdwenen, En herhaal ze honderd malen, alle malen zal ik wenen” De laatste regels uit het gedicht vrede van Leo Vroman.
We staan namelijk aan de vooravond van het herdenken, het herdenken van de Tweede Wereldoorlog. Nu ben ik zelf van na de Tweede Wereldoorlog, vlak na die oorlog en ik zou dus geen verhalen hebben.
Maar niets is minder waar. Natuurlijk heb ik verhalen. De huwelijkssluiting van mijn ouders werd bepaald door het verdwijnen van de oorlog en het vinden van een nieuwe toekomst voor mijn vader die de kans kreeg werk en opleiding te combineren bepaalde mijn geboorteplaats. Mijn geboortedatum en plaats werd daardoor ook mede bepaald door de oorlog. Alle reden om in de loop van de jaren op zoek gegaan naar het antwoord op de vraag waarom deze oorlog zo ingrijpend was.
Nu is er een Bijbelboek dat met name gaat over een dergelijke herdenking en dat is het Bijbelboek Deuteronomium. God had het volk Israël uitgeleid uit Egypte, het volk van slaven was bevrijd en door de woestijn heen geleid naar het land dat overvloeide van melk en honing. Dat land zou altijd van dat bevrijde volk zijn. Midden in de woestijn hadden ze van God de richtlijnen gekregen om hun nieuwe samenleving in te richten als een bevrijde samenleving. Daar zou voor iedereen gezorgd worden, daar zou niemand zich beter achten dan een ander.
De nazaten die het verhaal lazen vroegen zich af hoe het toch kon, ze zaten in ballingschap, ze waren dat land kwijt geraakt. Was er een God die zich niet aan zijn beloften hield? Of hadden ze dat verlies aan zichzelf te wijten?
Nu lijkt het of Deuteronomium vandaag een gemakkelijk antwoord geeft. Ze hadden een geweldig machtige God, die had als enige God een volk onder de macht van een ander volk vandaan gehaald en bevrijd en tot zijn volk gemaakt had. Het enige dat van dat volk gevraagd werd was de richtlijnen voor de menselijke samenleving van die God te volgen. Dat hadden ze dus niet gedaan dus hadden ze de rampspoed aan zichzelf te danken.
Maar dat is het gemakkelijke antwoord. Die ballingen zouden niet worden uitgeroeid, ook in de ballingschap had God hen beschermd en uiteindelijk waren ze teruggekeerd, gezuiverd, gelouterd, vol van verlangen om hun samenleving inderdaad in te richten volgens de richtlijnen die ze hadden gekregen. Die God laat dus nooit varen het werk dat zijn hand begon.
De slachtoffers van de Holocaust, de Joden, de Roma en de Sinti, de Homo’s de politieke tegenstanders van de nazi’s, de verstandelijk gehandicapten, de psychiatrische patiënten, waren slachtoffers, geen schuldigen. Er waren velen, ook onder de vervolgden, die zich hadden verzet juist omdat de nazi’s van hun samenleving een samenleving wilden maken die lijnrecht stond tegenover de richtlijnen van de God van Israël. Wij kennen soms hun namen nog, Johannes Post, de Gereformeerde ouderling uit Drenthe, zijn broer Marinus die doodgeschoten werd in Alkmaar en morgenavond staan wij samen voor het monument dat ook zijn naam draagt. Dominee Frits Slomp, Dominee van den Bosch uit Den Haag en zovele anderen, te veel om op te noemen maar hun namen staan opgetekend in een boek dat ligt bij de ingang van ons parlement, de Tweede kamer.
Waar was dan die God? Had die God al dat leed en al die ellende niet kunnen voorkomen? Het waren toch zijn volgelingen, het waren gelovigen in hem die werden bestreden en vermoord. Diezelfde God en de verhalen uit de Bijbel inspireerden velen tot verzet. We kennen nog de Gereformeerde verzetskrant Trouw, een monument dat ons blijft herinneren aan het belang van persvrijheid. Waar die God was is ook de vraag die Job stelt als hij alles verloren heeft ondanks dat hij rechtvaardig was. Hij krijgt geen echt antwoord, de aarde en de kosmos zijn zo groot dat de schepper van hemel en aarde voor ons alle verstand te boven gaat. Wij hebben alleen zijn richtlijnen.
En natuurlijk blijft dan ook de vraag waar je zelf staat. Altijd als de vraag klinkt waar God is, klinkt ook de vraag waar je zelf bent. Wat is jouw antwoord op de ellende die je tegenkomt. Als het jou onverschillig laat, als jij je er van af keert, als jij niet de hand uitsteekt waarom gevraagd wordt, waarom zou jouw God dat dan wel doen? In Israël is iets van een antwoord, men heeft een spreekwoord dat zegt: wie één mens redt heeft de hele wereld gered.
Die vraag naar wat je zelf doet blijft ook na de Tweede Wereldoorlog actueel. Daarmee blijft die oorlog actueel en het herdenken hoogst noodzakelijk. Want opnieuw wordt alle schuld voor economische tegenspoed geschoven op één bepaalde bevolkingsgroep, op basis van hun geloof nog wel. En wij accepteren dat, vrijheid van meningsuiting nietwaar? Het benoemen van het haat zaaien als een voortzetting van de apert foute ideeën uit de Tweede Wereldoorlog mag bijna niet. De profeten uit de Bijbel die soms harde oordelen hebben geveld over hun machthebbers en tijdgenoten worden tot zwijgen gebracht.
Wij worden opgeroepen Jezus van Nazareth te volgen. Die zachte geweldloze rabbi uit Palestina die zich als een lam naar de slachtbank liet leiden. Die iedereen vrede wenste. Maar die ook mensen aansprak als adderengebroed en witgepleisterde graven, die handelaars en wisselaars met een zweep de Tempel van God uit ranselde.
In de lezing van vanmorgen noemt hij zich de ware wijnstok. Eén van de zes beelden waarmee Jezus zich in het Johannesevangelie omschrijft. Hij is de weg, de waarheid en het leven, hij is de goede herder.
En hij roept ons op dat ook te worden en te zijn. Maar wij kennen wel bollenvelden, wijngaarden zijn hier maar zeldzaam. Hoe zit dat met die wijnstokken?
Vruchtbaarheid speelt door de hele Bijbel heen en grote rol. Voor vruchtbaarheid worden vreemde goden aangeroepen, grote offers gebracht en de meest rare toeren uitgehaald. Israel had het gebod gekregen te delen met elkaar als grootste garantie op vruchtbaarheid. Als je samen deelt hoef je immers nooit zonder te zijn.
Daarom kent het boek Deuteronomium de richtlijn drie maal per jaar bij de Tempel een maaltijd te delen met de familie, de armen, de levieten en de vreemdelingen. En zelfs één keer per zeven jaar te delen met de aarde door de aarde niet te bebouwen maar te leven van wat spontaan op zou komen.
Jezus van Nazareth trekt die geboden door tot op zichzelf. Het gaat er niet alleen om als volk te delen maar uiteindelijk gaat het er om ook jezelf te willen delen. Daardoor is Jezus van Nazareth de ware wijnstok. De wijnstok die vrucht draagt. Het gaat er de wijnstok niet om meer wijnstokken voort te brengen, of meer ranken, nee om meer druiven voort te brengen. Om meer druiven voort te brengen moeten zelfs ranken gesnoeid worden. Als je dus bereid bent om zo te gaan leven dat het er niet meer om gaat er zelf beter van te worden maar te zorgen dat anderen er beter van worden, dat de minsten op aarde recht wordt gedaan, desnoods door jezelf op te offeren, dan is vruchtbaarheid gegarandeerd. Dan kun je vragen wat je wilt en dan zal het ook gebeuren.
Dan vraag je dus niet meer iets voor jezelf. Dan is vragen ook niet meer een probleem bij een ander, bij God bijvoorbeeld, neerleggen, maar dan is vragen moed verzamelen om zelf aan de slag te gaan. Dan is vragen zoeken naar het goede om het goede te doen en niet dan het goede, zoals Paulus ons heeft voorgehouden.
Het goede is immers niet altijd de ander te geven als die wat voor zichzelf vraagt. Delen met een ander vraagt ook van de ander de bereidheid te delen. Iemand helpen op te staan is soms belangrijker en vruchtbaarder dan iemand te laten zitten en het eten maar te brengen en aan te reiken.
Het gaat er altijd om ook die ander vruchtbaar te laten zijn voor de samenleving. In het samen delen wordt de grootheid van God pas duidelijk. Dat wat echte Liefde kan is zo groots dat niets ter wereld het daarbij kan halen. Dat kan hele volken bevrijden van geweld en onderdrukking. Dat kan samenlevingen omkeren zodat de zwaksten boven komen en de rijksten de ondersteuners worden van de armen.
Dan zal er vrede zijn op aarde en worden alle tranen gewist. Zover is het zeker nog niet. Wij horen van oorlogen en geruchten van oorlogen. Als er een natuurramp plaatsvind zoals nu in Nepal moeten er reclamespots komen en teletons omdat hulp verlenen niet vanzelfsprekend is. Wij sluiten de deuren voor mensen die vervolgd en opgejaagd worden door militair en economisch geweld en geven gemeenten boetes voor medemenselijkheid.
Er is nog heel veel dat de echte vruchtbaarheid van mensen in de weg zit, er zal nog heel veel gesnoeid moeten worden, maar we kunnen nu al beginnen met het werk dat daarvoor nodig is. De velden zijn wit om te oogsten staat er ergens, laten we daarom de handen uit de mouwen steken en ze in Gods hand leggen, aan het werk, aarzel niet.
Amen
Geef een reactie