Lezen: Genesis 21:1-21
Matteüs 25:1-13
Gemeente,
Dit weekeinde is een feestweekeinde. Nu eens niet een feest met extra vrije dagen, met kadotjes en luxe maaltijden met de familie maar toch een feestweekend. Het is vrijdag begonnen. Toen vierden we hervormingsdag. Het begin van het feest van een kerk gebaseerd op geloof, genade en de Bijbel. Afgelopen was het met het voor wat hoort wat geloof, als het geld in het kistje springt, de zondaar in de hemel springt of hoe het ook werd verpakt. Niet langer was de kerk en waren haar voorgangers exclusief de doorgevers van Gods genade, ze maakten uit wie die wel en wie die niet had verdient, maar God ging weer zelf een relatie aan met zijn gelovigen. Alles uit genade werd een motto dat ons in staat stelde om weer te delen met de armen. Niet langer als aalmoezen om er zelf na de dood beter van te worden maar als getuigenis van de grootheid en de goedheid van onze God. Die had ons immers geleerd een samenleving in te richten waar recht en gerechtigheid voorop staan. Alles wat we verdienen, wat we krijgen, wat we bezitten hebben we uit Gods hand gekregen. En ons leven willen we inrichten zoals God ons in de Bijbel laat horen hoe dat het beste zou kunnen.
Gisteren was het aller heiligen. Altijd zijn er mensen geweest die probeerden te leven zoals ze van God hadden geleerd. Altijd zijn er mensen geweest die hun leven over hadden voor de zorg voor de armen, voor het brengen van vrede, voor het leven van anderen. In onze dagen denken we aan de artsen en verpleegkundigen die ondanks alle risico’s blijven zorgen voor de Ebola patiënten en bijna wanhopig de ,mensen in de omgeving van deze patiënten overtuigen van de noodzaak zich te beschermen. Maarten Luther zelf schreef nadat de eerste volgelingen van hem in Brussel op de brandstapel terecht kwamen een brief aan de gelovigen in Holland en Vlaanderen waarin hij hen een hart onder de riem stak en betoogde dat het feest zou moeten zijn te ontdekken dat er mensen zijn die hun leven over hebben voor de vrijheid die in Christus bestaat en die was herontdekt in de Hervorming.
Vandaag is het allerzielen. Ooit een feest waarin de gelovigen werden opgeroepen goed te doen voor de kerk en God te blijven vragen om genade voor de zielen van de overledenen. Als je maar betaalde voor missen in de kerk of gebeden in het klooster, kwam de overledene sneller in de hemel In de Protestantse Kerk bestaat dat geloof in het vagevuur niet. Het oordeel van God komt niet aan de mensen toe, wij mogen vertrouwen op een barmhartig en genadig God en er een feest van maken dat alle zielen in de hele wereld mee mogen doen met het feest dat God ons wil bereiden. Allerzielen maakt van onze kerk een wereldkerk, waarin wij alle mensen op de wereld als broeders en zusters herkennen en liefhebben.
Ook in de lezingen van vandaag is het feest. Het begon met het geboortefeest van Izaak. Dat was al een wonder, zijn vader was al honderd vertelt het Bijbelverhaal ons. Maar dat verhaal begint niet met Abraham, dat verhaal begint bij God die Sara zoekt en vindt en zorgt dat Izaak geboren wordt. God die zoekt en vindt is een belangrijk gebeuren in de wording van Israël. Jozef belooft het aan zijn broers als de verzoening heeft plaatsgevonden en als in het boek Numeri het volk wordt geteld is het weer God die zoekt en zijn volk vindt.
Er is dus feest als God Sara gevonden heeft en bij een feest hoort lachen, hij lacht, Izaak wordt dan ook de naam van de pasgeborene, op de achtste dag wordt hij besneden, hij wordt lid van de familie van God en als hij vast voedsel kan eten komt er een groots feest, dit kind heeft een eigen toekomst gekregen.
Maar er was al een zoon, een zoon die geboren was op verzoek van Sara. Ismaël. Die was het lachen vergaan. Hij lachte wel maar het was een smalend lachen, zoals de schoonzoons van Lot hadden gelachen toen ze gemaand werd te vluchten voor de ondergang van Sodom, ze waren gebleven en mee ondergegaan.
Sara ziet wat er gaat gebeuren. Er zal een strijd ontstaan tussen de beide halfbroers over de opvolging van Abraham. De vertellers denken kennelijk ook aan de strijd die er was tussen de halfbroers van vader David. Dat had beter moeten worden opgelost en net als Batseba die naar voren stapte om de strijd te beslissen neemt Sara de beslissing om de gemeenschap van Abraham te beschermen tegen een opvolgingsstrijd.
Ja een gemeenschap van Abraham. Hij had laten zien dat hij een leger van 400 strijdbare mannen op de been kon brengen, de herders van Abraham. Als hij wordt begraven door Izaak en Ismaël, die het bezit broederlijk delen, dan zijn er ook nog Abrahams zonen die hij verwekt had bij Ketura, zijn geliefde wierookje. Zij zullen worden heengezonden met geschenken, mirre, wierook en goud. Ooit zullen ze uit het oosten terugkeren.
Ismael moet er aan geloven en wordt de woestijn in gestuurd. Zijn moeder laat de droom van Abraham echter niet los en blijft zoeken naar een manier om te overleven. In een woestijn ben je afhankelijk van een ander. Hagar was al eens de woestijn ingevlucht. Toen had God haar gezien en als eerste had zij God een naam gegeven staat er dan, de God die mij gezien heeft. Ook nu ziet God naar haar om en zij en Ismaël krijgen een plek om te zorgen dat ook hij een volk krijgt dat af zal stammen van Abraham. Maar Abraham gemengd met Egyptisch bloed, Hager de Egyptische zal voor Ismael een vrouw uit Egypte uit kiezen zoals Abraham voor Izaak een vrouw uit Haran zal laten komen.
Zo eindigt dit verhaal met een bruiloft, met de geboorte van volkeren. God ziet om naar mensen en heeft mensen om zijn plannen met de mensheid uit te voeren.
Dat is ook de betekenis van het verhaal dat Jezus van Nazareth vertelt over de komst van het Koninkrijk van God. Gerard Reve dichtte eens de bede “God wordt het nog wat met dat Koninkrijk van U?” De verhalen van Abraham, Sara, Hagar, Ismaël en Izaak geven als antwoord dat als je nergens meer op rekent, als alles verloren lijkt en dromen niet meer uitkomen God komt om een nieuwe toekomst te scheppen.
Jezus houd ons voor dat we ondanks alles moeten volhouden en dat bij God altijd alles anders is dan wij verwachten. Want voor de mensen uit de dagen van Jezus van Nazareth is het een raar verhaal. Voor een ontmoeting met God in de synagoge waren 10 mannen nodig en Jezus heeft het over 10 meisjes die kennelijk nodig zijn. En bij een bruiloft wordt de bruid feestelijk naar het huis van de bruidegom gebracht, begeleid door haar vriendinnen. Hier komt de bruidegom in optocht naar het huis van de bruid, waar haar vriendinnen de bruidegom opwachten om hem bij te lichten.
Het is de omgekeerde wereld. Wij hebben geleerd dat je deelt met hen die niets hebben. Wie twee mantels heeft geeft er een aan degene die er geen heeft staat in de Bergrede, de toespraak die juist door Matteüs zo uitgebreid is weergegeven. Als dan de olie van de helft van de meisjes op is dan wordt er niet gedeeld. Dan houden de andere meisjes alles voor zichzelf. Het lijkt het omgekeerde van de leer van Jezus van Nazareth. Wat zal hij daarom bedoelen met dat beeld van wanhopige meisjes die in het holst van de nacht bij de olieboer aanklopten om nog een beetje olie.
Die olie was geen brandstof van lampen. Die olie was de brandstof van mensen. Jezus vond zichzelf al het licht der wereld maar bad ook dat zijn volgelingen als licht zouden zijn. Een licht dat je niet onder de korenmaat zet, een licht dat niet verborgen kan blijven. En een gemeenschap van lichten, een stad op een berg kan niet verborgen blijven. Het gaat er dus niet om welke lampen er branden of welke kaarsen wij aansteken. Jezus wil van ons dat wij zijn als kaarsjes in de nacht, jij in jouw klein hoekje en ik in t mijn. De ouderen kennen het lied nog wel uit hun jeugd.
De vraag aan ons vanmorgen is dus wat wij uitstralen. Leggen we ons neer bij al het leed en de ellende in de wereld? Gaan we met Hagar onder een struik zitten en laten we de dood regeren over de wereld? Of blijven we de komst van het Koninkrijk van God verwachten, zoals Abraham en Sara bleven geloven in de komst van de zoon die hen beloofd was. Zoals de wijze maagden uit de gelijkenis hadden gezorgd voor voldoende olie.
Die olie vraagt ons wat wij willen uitstralen. Elk voor zich en samen als gemeente van Christus hier in Zwaag. Wat voor kerk ziet de buitenwereld. Een kerk die je eerst moet wakker schudden willen ze wat uitstralen en die dan wanhopig zoekt naar nieuwe wegen? Of een kerk die wakker is, een Kerk in Actie zoals het in onze Protestantse Kerk heet. Sinds vrijdag spreken we dan ook niet meer over de PKN, het is geen bedrijf, het is de Protestantse Kerk een kerk waar de dienst aan de armen voorop staat, de diaconie. Waar elke week een godsdienstoefening plaatsvindt. Waar men collecteert voor de armen en voor een gemeenschap die samen kan blijven zorgen.
Op het eind van het verhaal van Matteüs geeft Jezus zijn leerlingen de opdracht alle mensen te dopen tot aan de einden der wereld, en dat net zo lang vol te houden tot de aarde voltooid zal zijn. Zo nemen wij dus deel aan de schepping, tot God kan zeggen dat de aarde goed is, zoals hij dat bij de Schepping zag, God zag dat het goed was. Die aarde zal zo mooi worden dat God zelf er zal willen wonen, daar zullen geen tranen meer zijn en daar zal zelfs de zee haar doden teruggeven. De komst van die aarde houdt onze lampen brandende, voor die aarde en God die die aarde geschapen heeft gaan wij aan het werk. Er is nog heel veel te doen, de ellende dreigt ons soms te overspoelen, maar vandaag staan we op om alle zielen op aarde mee te krijgen, wacht dus niet, het werk wacht, vat dus aan.
Amen
Geef een reactie