Lezen: Jeremia 20: 7-13
Romeinen: 2: 9-16
Gemeente,
Vandaag is het volgens het Oecumenisch leesrooster van de Kerken de eerste zondag van de zomer. Velen van ons staan op het punt op vakantie te gaan, even los te komen van de besognes die ons thuis alle dagen in beslag nemen, de machten en krachten waar we maar al te vaak niet onderuit komen. Maar komen we ook los van Gods Woord, dat ons gegrepen heeft en ons met enige regelmaat naar een kerk brengt, ons zelfs aan het zingen brengt? Dat Woord van God is overal in de Wereld werkzaam en de volgelingen van Jezus van Nazareth kregen de opdracht dat Woord overal heen te brengen tot de aarde voltooid zou zijn, tot de schepping eindelijk klaar is en de aarde een paradijs. Dat Woord van God op die manier meenemen als wij op reis gaan is niet eenvoudig.
Veel christenen uit China bijvoorbeeld zullen direct met de klacht die we vanmorgen uit het boek van de profeet Jeremia lazen mee kunnen voelen. Ze willen zo graag vrijuit over de boodschap van Jeremia en het Evangelie van Jezus van Nazareth spreken maar dat mag alleen binnen de kaders die door de communistische partij van China zijn gesteld. Amerikaanse Christenen mochten dan ook niet zo maar Bijbels in China invoeren tijdens de Olympische Spelen enkele jaren geleden. In China zijn Bijbels te koop in door de staat goedgekeurde winkels. Zo maar en in vrijheid kennis nemen van die boodschap gaat daar niet. Veel Christenen daar zeggen dan ook dat de woorden van de Heer hen dag in dag uit in schande en vernedering brengen. Een kruis op een kerk zetten mag niet, nog vorige week protesteerden Christenen tegen het bevel een kruis van hun kerk af te halen. Christenen lopen niet alleen aan tegen de opvatting dat de communistische partij de leiding moet hebben in het vormgeven van de samenleving maar ook tegen een geschiedenis van uitbuiting en slavernij die met de Bijbel in de hand eeuwenlang is goedgepraat.
Niet het “heb Uw naaste lief als Uzelf”, klonk daarbij, maar de adviezen die bijvoorbeeld de vrienden van Job aan hem gaven om de schuld van het lijden bij zichzelf te zoeken en te aanvaarden wat God op zijn weg had gezonden. Job verzette zich daartegen net zoals de schrijver van dit gedeelte uit het boek van de profeet Jeremia zich daartegen verzet. Hij wil wel stoppen met zijn oproepen tot het volk maar hij kan het niet, het brand in zijn binnenste. In zijn tijd werd het land Israël bedreigd door de grote mogendheden van toen. De Koning van Israël zocht bondgenoten maar zocht die bondgenoten bij de zwakste van de grote mogendheden. Uiteindelijk werd daardoor de val van Israël bespoedigd.
Profeten riepen op om het bondgenootschap bij God te zoeken. Als je een samenleving zou weten op te bouwen waar niet geld en bezit, macht en aanzien, het belangrijkste zouden zijn maar delen en zorg voor de zwaksten, dan zou dat land helemaal niet aantrekkelijk zijn om aan te vallen en te bezetten. Stel je voor dat soldaten niet als vijanden maar als broeders zouden worden behandeld, dan zouden ze ongeschikt worden om te vechten. In 1968 zag Rusland zich genoodzaakt troepen uit Praag terug te trekken omdat de opstandige studenten daar met de soldaten in discussie gingen. Dat bracht de soldaten in verwarring. Ze stuurden toen soldaten uit Siberië die nauwelijks of geen Russisch kenden.
Maar onheilsboodschappen horen mensen niet graag. In de dagen van Jeremia niet over de naderende bezetting, in onze dagen niet over klimaatverandering of de toenemende kloof tussen arm en rijk. De vervloeking tegen de dag dat je geboren bent kennen we ook uit het boek Job. Daar was de wanhoop over het persoonlijke leed dat de rechtvaardige ten onrechte was aangedaan. Hier klinkt de wanhoop over de hardhorendheid van het volk. In beide gevallen is het beroep op de onvoorwaardelijke Liefde, de Goddelijke liefde, de enige uitweg. Bouwen wij na of bouwen we op is dus de vraag aan ons.
Er zijn tegenwoordig steeds meer mensen die zeggen dat je ook wel van je naaste kan houden als van jezelf zonder dat geloof en de daar bijhorende God nodig te hebben. Dat is natuurlijk ook zo, dat staat zelfs in de Bijbel in de passage uit de brief aan de Romeinen die we vandaag lezen. Nu is het niet zo dat de meeste mensen die dat vandaag zeggen helemaal niet van de Wet van de Liefde hebben gehoord, maar je kunt de wet ook van nature naleven. Goed en kwaad zijn goed en kwaad daar hoeft geen God aan te pas te komen al kun je de maatstaf van God, de Liefde, er altijd naast leggen en zal er altijd een moment komen dat die maatstaf er ook naast gelegd wordt. Waarom hebben we die God dan nodig? Nou, wie door heeft hoe vaak je per dag fout zit in het toepassen van die richtlijn, in het houden van die Wet, is blij dat je elke keer een nieuwe kans krijgt om er opnieuw mee te beginnen.
Want de Wet van God is geen Wet van Meden en Perzen, geen Wet zoals in het Romeinse Recht waar ons rechtssysteem op is gebaseerd. De Wet van God vind je terug in de Thora, die zet je in beweging om de Thora te vervullen, de aarde te voltooien, er het paradijs van te maken dat God heeft bedoeld, de mensen te bevrijden van armoede, geweld en onderdrukking. Dat is dus niet een Wet die je moet houden, maar een richtlijn die je tot de grondslag van je leven, uitgangspunt voor je handelen kan maken. Elke dag weer opnieuw.
Zonder God loop je de kans de moed te verliezen en te gaan denken dat er toch geen redden aan die mensen is. Het verhaal van Israël en het verhaal van Jezus van Nazareth geeft telkens weer nieuwe moed en daagt je dag in dag uit het opnieuw met dat verhaal te wagen. Daar is geloof in God voor nodig. God heeft mensen lief en daarom mogen ook wij mensen lief hebben. Geloven betekent oorspronkelijk vertrouwen. Vertrouwen dat het uiteindelijk goed zal komen met de mensen. Vertrouwen op God omdat het alleen goed kan komen met de mensen als je ze oneindig lief hebt, zelfs ondanks jezelf, zelfs tegen je eigen belang in. En het kan gevaarlijk zijn. Dat bleek maar weer eens toen een rechtbank in India in actie kwam tegen een Nederlandse actiegroep.
Die actiegroep publiceerde een rapport over een fabriek in India waar kleding voor de Nederlandse markt gemaakt werd. Kinderarbeid, slechte arbeidsomstandigheden en een zo laag loon dat je van uitbuiting kan spreken waren elementen uit dat rapport. Ook in India is het recht vaak aan de kant van de sterkste, de rijkste, dus kreeg de fabrikant het voor elkaar dat een rechter een strafzaak begon tegen acht leden van de actiegroep. Zij trokken zich er niks van aan en met resultaat. Na bemiddeling werd het strafproces ingetrokken. Het rapport kon worden ingetrokken nadat het beleid van de fabrikant in overeenstemming was gebracht met de Indiase wet en er door de regering in India een ombudsman was aangesteld waar arbeiders in India voortaan terecht kunnen met klachten over arbeidsomstandigheden.
De onbaatzuchtige liefde maakte het resultaat dus groter dan voor één fabriek noodzakelijk was. De zorg voor de mens, het recht doen aan arbeiders, wordt onderdeel van de Indiase wet. Dat is de bevrijding van de armen die ook Paulus verkondigde en toepassing van die Wet brengt aan het licht wat mensen echt willen.
Zo leren we van de Bijbel dat we ook als we op reis zijn onze ogen en oren open moeten houden voor onze naaste. Toen Jezus van Nazareth eens op weg was naar Jeruzalem had zich buiten Jericho een hele menigte bij hem aangesloten. Die liepen niet stilletjes achter hem aan. Maar evengoed hoorde Jezus de roep van een bedelaar langs de kant van de weg die riep naar de zoon van David, Jezus stopte en genas de man zodat ook die mee kon. Wij zullen ook als we op reis zijn moeten blijven luisteren en blijven deelnemen aan het scheppen van een goede aarde, tot de aarde zo mooi is dat God zelf hier zal willen wonen. Zo ver is nog niet, goede reis dus en aan het werk.
Amen
Geef een reactie