Lezen: Jesaja 41:17-20
1 Petrus 3:14-22
Gemeente
De Bijbel begint met chaos. De aarde nu was woest en ledig en de Geest van God zweefde over de wateren. Woest en ledig, wohoe ta bohoe in het Hebreeuws. In het boek Genesis volgt dan het lied van de Schepping, het was avond geweest en het was ochtend geweest de eerste dag en dat zes maal, dan zijn er mensen en rustte God en zag God dat het goed was. Maar is de Schepping dan voltooid? Is de chaos voorbij? Wie om zich heen kijkt in de wereld krijgt toch een ander idee.
We horen van oorlogen tussen landen en tussen groepen mensen in hetzelfde land. We zien de vluchtelingen in ons land opduiken en nog deze week hoorden we dat niemand weet waarom ineens al die mensen uit Eritrea naar ons land gekomen zijn, er is daar natuurlijk wel een dictatuur en de mensenrechten zijn er onbekend bij de machthebbers, van democratie is al helemaal geen sprake en het land is ook nog een arme woestijn. Maar veel is er niet over bekend, wij bekommeren ons niet echt om landen als Eritrea, wij hebben bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking en helpen alleen landen waarmee we handel kunnen drijven.
Dat betekent dat dit soort rampen ons plotseling kunnen overkomen. Ineens slaan er tientallen bootjes om op de Middellandse zee en verdrinken er honderden mensen. De machten en krachten in deze wereld trekken zich van gewone mensen niks aan, gewone mensen zijn een speelbal voor de machten en krachten in deze wereld. Arme mensen vergaan van de dorst en of ze te drinken krijgen moeten ze maar afwachten. Daar begint de lezing uit het boek Jesaja vanmorgen mee. Het volk Israël hoorde bij die arme mensen, ze waren immers door de machtige volken van de wereld in ballingschap gevoerd, speelbal geworden van de machten en krachten in de wereld.
Zoals dat volk van Israël tussen de volken, kunnen gewone mensen zich ook wel eens voelen. Opgenomen in een massa, maar toch alleen, overgeleverd aan machten die je niet kunt sturen en die onverwacht jou in een greep nemen. De mensen die in ballingschap waren geweest, wier ouders onverwacht werden weggevoerd uit het beloofde land, voelden zich ook zo. Plotseling mochten ze van de nieuwe koning Cyrus terug naar dat land waar altijd alleen van gedroomd was. Maar waren ze daar wel welkom, en zouden andere volken niet jaloers worden en hun vestiging willen verhinderen? Vragen die gezien de politieke en maatschappelijke situatie van de tijd op het einde van de ballingschap zeker reëel waren.
Net zoals onze vragen over de toekomst van onze werkgelegenheid. Het zal met de economie vast wel weer beter gaan. Maar waar moet je je nu voor herscholen? Welke schoolkeuzes maak je voor je kinderen? En worden aan de top van de banken en bedrijven niet weer dezelfde soort mensen benoemd die straks dezelfde soort fouten gaan maken? Wij hebben er niets bij in te brengen en worden er ook niet over geraadpleegd.
De profeet had mooi praten, God zou wel helpen, zelfs een scherpe dorssnede van het volk maken zodat van al die machtige volken het kaf van het koren gescheiden kon worden. Machtigen groot als bergen zouden dan vermalen kunnen worden. Bij ons lijkt het er nog niet echt op. Wij voelen ons eerder als die armen en behoeftigen die water zoeken maar niets vinden, als het gaat om invloed op de gang van zaken verdrogen onze tongen van dorst.
Toch is het recept van de profeet misschien zo gek nog niet. Hij heeft het immers over de God van Israël. En als die God het volk oproept dan gaat het altijd om het vervullen van de Thora, van je naaste lief hebben als jezelf. Dan gaat de boer weer ploegen, dan wordt er weer gezaaid en gaat het vee het veld in dan worden er weer bomen geplant, mirte en olijf, dan bloeien bij ons de klaprozen. Als we daar de gewone mensen uit onze omgeving rond zouden kunnen organiseren. Dan kunnen we de nieuw benoemde leiders van banken en bedrijven aanspreken op de zorg die ze hebben voor de armen en behoeftigen.
Wie durft een bank aan te spreken en te vragen hoeveel kredietaanvragen van bedrijven er zijn afgewezen en hoeveel mensen er werkloos door zijn geworden? Zelfs journalisten stellen dezer dagen die vraag niet meer aan bankbestuurders. Het gaat er ook bij ons om dat in onze economische woestijn weer bloeiende planten zullen verschijnen. Dat kan alleen als we bereid zijn schouder aan schouder te gaan staan en alles voor elkaar over te hebben, over de hele wereld. Maar daar kunnen we klein mee beginnen, bij onze eigen bank, in onze eigen straat, werk en kerk, misschien zelfs vandaag nog.
De oorlog en het lijden in de wereld, die de wereld maken tot een plaats van verwarring en chaos, brengen ook ons vaak in verwarring. Als we het goede willen doen en niet dan het goede, wat is dan het goede en hoe weten we dat? Ons eigen lot maakt ons niet uit, zelfs al zouden we zelf moeten lijden dan weten we dat we de gerechtigheid nastreven. Maar de oorlog is er niet verder door weg en het lijden van de mensen is er niet minder op geworden.
In de lezing uit de eerste brief van Petrus in de Nieuwe Bijbelvertaling staat dan de opwekking niet bang te zijn voor de mensen. Een vertaling in hedendaags Nederlands die we snappen. Maar de Naardense Bijbel geeft wat beter weer wat er bedoeld wordt : “Vreest niet wat zij te vrezen geven”. Dat oorlog niet minder wordt en dat lijden niet ophoudt is iets wat men ons voortdurend voorhoud. Bijna iedereen in Nederland gelooft inmiddels dat het nooit vrede op aarde zal worden. En dat betekent eigenlijk dat men het geloof in de God van Israël en in de boodschap van Jezus van Nazareth heeft opgegeven.
Want als Christus, de Bevrijder, de Heer van de wereld is, dan komt er onherroepelijk een tijd dat het overal vrede is en dat alle tranen gedroogd zullen zijn. Dat is het Evangelie van de bevrijding van de armen dat we mogen verkondigen en waarin alle mensen van de wereld mogen gaan geloven. De hoop op een betere wereld die daardoor in ons leeft kunnen we verantwoorden.
Ook rationeel, als je nadenkt over de wereld, dan is vrede en het uitbannen van lijden de enige optie die er is in het leven, niemand wil immers dat anderen blijven lijden. Als je dat wil dan vinden we je toch al heel snel ziek en gestoord. Christenen worden nog al eens bespot om hun zachtmoedigheid, om hun onophoudelijk roepen om vrede en vasthouden aan rechtvaardigheid voor de armsten. Maar wie nadenkt over de wereld, het leven en de mensen zal moeten toegeven dat er een betere wereld is als we alle mensen respecteren en tot hun recht laten komen. Die wereld tot stand brengen is een goddelijke daad, een daad van goddelijke schepping. De Bijbel vertelt ons dat God die wereld zo zal voltooien en roept ons op daaraan mee te doen.
Daarom is het goede te doen en niet dan het goede dat wat ons te doen staat, of we geloven in God of niet. Daarbij hebben we natuurlijk het voorbeeld van Jezus van Nazareth. Die zichzelf opofferde om een bloedige opstand van zijn volk te voorkomen. Daarbij mogen we vertrouwen op de hulp van onze God, die ons het verhaal van de wording van Israël heeft gegeven en het voorbeeld van zijn Zoon.
Pas veertig jaar na Jezus van Nazareth liet men zich toch verleiden tot die gewelddadige opstand tegen de Romeinen en werd daardoor zelfs de Tempel in Jeruzalem verwoest. Dat de schrijver van deze brief de lezers oproept tot zachtmoedigheid en vasthouden aan dat voorbeeld is dus niet verwonderlijk.
Maar dat geldt ook voor ons. De gewoonte onder de volken is om kwaad met kwaad te vergelden. Maar wapens en soldaten sturen daar waar voedsel en gerechtigheid worden gevraagd roept voortdurend nieuw geweld op. We weten dat er geen vloed meer zal komen die alle mensen zal wegvagen zoals in de dagen van Noach. Voor ons maakt het dus niet meer uit hoe lang het duurt voordat iedereen in de wereld het voorbeeld van Jezus van Nazareth volgt, zolang we er zelf maar mee bezig zijn en anderen mee nemen om er ook mee aan de slag te gaan.
Want ook wij weten van de belofte van de God van Israël met ons te zijn, komende week wordt de hemelvaartsdag gevierd en dan zal de belofte van Jezus van Nazareth weer klinken: zie ik zal bij u zijn al de dagen tot aan de voleinding van de wereld.
Want uiteindelijk zal de schepping klaar zijn. Aan ons om daarmee aan de slag te gaan. Nog twee weken en het is Pinksteren dan vieren we dat we bekleed zijn met God, dat we mogen danken voor het uitstorten van de Heilige Geest. In onze nacht, onze duistere wereld, onze wohoe ta bohoe is een steekvlam ontstoken, een lichtend licht is opgegaan, een vriend een spoor van licht. Vanuit de hoop op die voltooing, voleinding van de wereld mogen wij leven, dag en nacht, dag in dag uit, van de avond tot de morgen elke dag opnieuw.
Want ooit is de aarde een paradijs voor de mensen van God, dan is de aarde zo mooi geworden dat God zelf zijn tenten op deze aarde zal willen spannen. Dan zal de dood niet meer heersen, dan zal zelfs de zee haar doden teruggeven. Tot die dag komt zullen we aan het werk moeten, aarzel dus niet langer en vat aan, het werk wacht.
Amen
Geef een reactie