Lezen: Deuteronomium 6: 20-25
1 Petrus 3: 1-13
Gemeente,
Een van de meest ingewikkelde onderwerpen voor ons Heidenen is het vraagstuk van Wet en Evangelie, Wet en genade. Luther en Calvijn hadden het er moeilijk mee en Karl Barth weidde er in de vorige eeuw een heel uitgebreide studie aan. Hij draaide het schema om en sprak van Evangelie en Wet, eerst de genade en dan de Wet. Het volk Israël was immers eerst bevrijd uit de slavernij in Egypte en kreeg toen op weg naar het beloofde land de Wet.
Maar dat neemt niet weg dat voor gewone gelovigen de Wet een slechte naam heeft gekregen en we het graag bij het Evangelie van de bevrijding houden. Die slechte naam is al begonnen bij de manier waarop de brieven van Paulus werden uitgelegd. Het leek er op dat hij de mensen van de Wet plaatste tegenover de mensen van de Weg, de eerste groep waren de Joden die iedereen de Joodse Wet wilden opleggen en de tweede groep de Christenen die in liefde met elkaar wilde leven. Zo heeft men het ons doen geloven. Maar zo zit het niet helemaal in de Bijbel.
Er is een Heidense opvatting over de wetten die een samenleving nodig heeft die zowel door Joden als door Romeinen kan worden gevolgd. Onze eigen Nederlandse rechtssysteem is op dit zogenaamde Romeinse Recht gebaseerd. In die opvatting geld een wet altijd onder alle omstandigheden voor iedereen gelijk. Onafhankelijke rechters beoordelen de manier waarop die Wet door de burgers is nageleefd, zijn bepalen de omstandigheden en maken uit in hoeverre elk wetsartikel van toepassing was en of er overtredingen waren. De Wet is daarbij het uitgangspunt en iedereen wordt geacht de Wet te kennen.
Vandaag lezen we gedeelten uit de Bijbel die gemakkelijk tot misverstanden kunnen leiden. Uit de manier waarop de Nieuwe Bijbelvertaling bijvoorbeeld het stuk uit het boek Deuteronomium vertaalt zou je de indruk kunnen krijgen dat er sprake is van een soort van voor wat hoort wat. Als wij nu maar die wetten houden dan krijgen we daarvoor in ruil dat het goed gaat.
Maar het sleutelwoord in dit Bijbelgedeelte is het leven. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat “zou hij ons het leven sparen”, vanaf de Statenvertaling werd vertaald: “om ons in het leven te behouden”. Ook in die vertaalkeuzes wordt de indruk van een voor wat hoort wat gewekt. Als wij die geboden niet houden dan zal God ons doden. De Naardense Bijbel vertaalt het Hebreeuws wat nauwkeuriger en daar staat: “om ons te doen leven” en dat geeft de bedoeling van dit Bijbelstuk beter weer.
Als onze kinderen vragen waarom we niet in de eerste plaats voor onszelf zouden moeten zorgen maar onze naaste lief moeten hebben als onszelf dan is het antwoord dat we daardoor meer gaan leven. Niet God brengt, als een soort wraak, de dood als we de geboden niet houden, maar het niet leven volgens de geboden is in zichzelf een dodelijke en dodende zaak. Het is als het ware zelfmoord om het anders te doen.
We lezen niet voor niets over de uittocht uit de slavernij en de tocht door de woestijn. Beide situaties waren levensbedreigend. Zonder de bevrijding en zonder de Wetten die daar werden ontdekt zou er geen volk meer zijn, zou het volk zijn uitgestorven. Pas als de mensen onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen en bereid zijn alles wat ze hebben met elkaar te delen dan pas is overleven en is echt leven mogelijk. Dat alles voor elkaar over hebben en op elkaar kunnen rekenen begint niet bij de ander maar begint bij onszelf. Voor onszelf begint daarmee het echte leven.
Wij zijn zo gewend aan de Heidense opvatting van het begrip Wet dat er tegenwoordig wel wordt gepleit om bij het lezen van de Bijbel het niet meer te hebben over Wet maar het Hebreeuwse woord Torah maar onvertaald te laten. Daar horen immers ook verhalen bij en niet alleen de regels die in de eerste vijf boeken van de Bijbel staan. Die Torah begint ook met de Schepping en de wording van Israël en de wording van Israël is een onlosmakelijk gegeven van de manier van leven, de manier van volk zijn die in de Torah wordt beschreven. Hier kun je nalezen hoe God had gewild dat op de aarde zich een menselijke samenleving zou kunnen vestigen, een samenleving van vrede en gerechtigheid waar iedereen zou kunnen meedoen.
In het Nieuwe Testament heeft vooral Paulus zich heftig verzet tegen de voor wat hoort wat benadering van de Wetten van de Woestijn. Dat was een benadering van de wetten van een volk zoals die bij elk heidens volk voorkomt. Vooral de Romeinen waren heel goed in het op die manier toepassen van de wetgeving. Voor dat soort wetsopvatting zijn Christenen dood, zij kiezen de vrijheid van het leven. De vrijheid om het goede te doen en niet dan het goede. Bij God is immers niet anders dan het goede. De Wetten van God brengen daarom niet anders dan het goede.
En de kern van die wetgeving is het je naaste lief hebben als jezelf. Dat brengt ook pas echt gerechtigheid voort. Geen gerechtigheid zonder aanziens des persoons, waarin het recht een blinddoek voor heeft, maar gerechtigheid die mensen tot hun recht laat komen. Er staat in dit Bijbelgedeelte uit Deuteronomium dat je de geboden moet naleven voor het oog van de God van Israël, in de Naardense Bijbel wordt vertaald met voor het aanschijn van God. Over de manier waarop je de geboden nakomt moet je dus kennelijk het licht van God laten schijnen. En het licht van onze God is de Liefde.
Daarmee worden die geboden niet een dorre plicht die je de vrijheid beneemt maar het worden wegwijzers op de Weg naar de ideale samenleving, de samenleving waar geen honger en verdriet meer zal zijn, waar de dood is overwonnen en waar iedereen aan mee kan doen. De Torah zet ons dus in beweging, als we om ons heen kijken zien we dat die ideale samenleving van God er nog niet is en dat we dus aan het werk moeten om te zorgen dat die ideale samenleving er komt.
Ook de lezing uit de eerste brief van Petrus is een geweldige bron van misverstanden. Vrouwen erken het gezag van uw man Dan zijn wij mannen uitgesproken en kunnen we naar huis, Christelijke vrouwen erkennen het gezag van hun man, mannen dus de borst vooruit en laat je gezag gelden. Maar dat staat helemaal niet in dit gedeelte van de brief van Petrus. Er staat heel wat anders, er staat eigenlijk het tegendeel.
Het gaat in de eerste plaats niet om vrouwen van christelijke mannen zo blijkt uit de tekst. Maar het is een truc om ongelovige mannen tot geloof in de Wet van Jezus van Nazareth te brengen zonder dat de vrouwen daar iets over hoeven te zeggen. Hier gaat het er om door het goede te doen onwetende dwazen de mond te snoeren, ja zelfs tot geloof te brengen. Daar ging het in het gedeelte dat hiervoor staat over.
Het gaat hier dus om een strategie en niet om een gebod. Die strategie past in de cultuur waarin ook de brief werd geschreven. Het gaat om het goede te doen zonder angst en vrees. Daarmee alleen al maakt de briefschrijver vrouwen onafhankelijk van hun mannen. Het is hun beslissing hoe zich te gedragen. Als ze geloven in de boodschap van de bevrijding van de armen willen ze niets liever dan dat ook hun mannen daarin gaan geloven. Hoe meer mensen gaan houden van hun naaste als van zichzelf hoe beter. En om dat als echtpaar samen te kunnen doen is pas echt een vreugde die je in een relatie kan genieten.
Daarom besluit dit gedeelte met een vermaning aan de mannen, de mannen die dus al wel geloven. Vrouwen hebben nu eenmaal in menige samenleving een zwakkere positie dan mannen. Dat was ongetwijfeld in de tijd van de briefschrijver ook zo. Dat mannen en vrouwen samen delen in wat genoemd wordt de genade van het nieuwe leven is dan ook een bijzondere opmerking. In dat nieuwe leven immers is het onderscheid tussen man en vrouw, tussen slaaf en vrije, tussen hoog en laag weggevallen. Daar gaat het er om de hand uit te steken naar de minste en die als broeder en zuster te behandelen en te doen behandelen door de rest van de samenleving. Als je daaraan werkt kun je daarom ook vragen. Als dus aan vrouwen het advies klinkt het gezag van de man te erkennen mag dat nooit als bewijs aangevoerd worden dat vrouwen en mannen andere posities in het huwelijk of in de samenleving behoren in te nemen.
Samen delen ze in het nieuwe leven en samen moeten ze daar dus ook vorm aangeven. Mannen die verstandig omgaan met de vrouw waarmee ze getrouwd zijn, niet hun vrouw want zij is niet hun eigendom, zorgen dat ze carrière kan maken als ze daar de capaciteit voor heeft, dat ze in de gemeenteraad, de provinciale staten of de Tweede Kamer gekozen kan worden als ze daar de capaciteit voor heeft. Mannen, die dat tegenhouden en vrouwen veroordelen tot het huishouden en zelf voor dat huishouden geen verantwoordelijkheid nemen, weigeren te delen met hun vrouw in het nieuwe leven waar deze brief over schrijft, handelen als de Heidenen uit de dagen dat de brief werd geschreven.
In de dagen toen senatoren, Keizers en gouverneurs, toen de machtigsten onder hen zich tot goden verhieven. Daardoor werden ze door de briefschrijver onwetende dwazen genoemd en zo mogen wij ook vandaag deze mannenbroeders aanspreken. Wij, zowel vrouwen als mannen hebben dus kennelijk de plicht de onwetende dwazen daarop aan te spreken.
De Wet van de Bijbel is dus geen Wet waar iedereen zich ongeacht wie die is altijd onder alle omstandigheden op dezelfde manier aan moet houden. De Torah brengt een geschiedenis op gang, een wordingsgeschiedenis, de wording van de menselijke samenleving, de samenleving die uiteindelijk zo mooi wordt dat God zijn tenten op deze aarde zal willen spannen. In de Bijbel gaat het om een levenshouding. Wij vragen ons wel eens af wat de zin van ons leven is, de mens is immers als gras dat opkomt en verdort, een bloem in het veld die bloeit maar uitgebloeid vergaat en waarvan men niet meer weet waar die stond.
De zin van het leven is voor iedereen een vruchtbare aarde te scheppen, deelnemen aan de schepping van de schepper van Hemel en Aarde, de schepping van God zelf. Dat mag elke dag weer, dat is de genade die God ons schenkt, en ook al hebben we er lang niet aan meegedaan, het mag iedere keer opnieuw, dat is genade, zo wordt ons vergeving geschonken, het goede wordt ons gedaan zoals wij het goede aan anderen doen. Aarzel dus niet langer, het werk aan de schepping wacht, vat het aan.
Amen.
Plaats een reactie