Lezen: Genesis 8:6-16
1 Petrus 1: 13-25
Gemeente,
Gisteren was het Koninginnedag en vandaag is de wekelijkse viering van de verjaardag van onze Koning. Want zeg nu zelf, die Koning Willem Alexander die er nu bijna een jaar is trekt toch nog niet half zoveel aandacht als zijn vrouw Koningin Maxima. Sedert Koningin Emma is ons doorgegeven dat de verjaardag van de Koningin uitbundig gevierd hoort te worden en de feesten in de Rijp en Amstelveen gisteren waren nog helemaal afgestemd op Koningin Beatrix, die er nu als prinses dan ook gewoon bij was.
En vandaag? Vandaag is Willem Alexander jarig, als Koning heeft hij een dagje vrij. Want als zijn verjaardag op zondag valt dan vieren wij dat op zaterdag. Dat komt omdat we op zondag vieren dat onze echte Koning een nieuw leven is begonnen en de echte baas over alles in de wereld is geworden. Hij heeft zelfs de dood overwonnen. Vorige week hebben we dat uitgebreid gevierd, twee dagen lang zelfs, en daarna zijn de gelovigen in Jezus van Nazareth dat elke week op de eerste dag van de week gaan vieren met een gezamenlijke maaltijd. Die maaltijd vieren we nu vier keer per jaar maar in onze kerken herinnert van alles aan dat feest, de Paaskaars brengt ons het licht en op de tafel waar wij aan bidden staan de schaal voor het brood en de beker voor de wijn. Feest dus.
Feest werd het ook in het verhaal over Noach. Veertig dagen had hij met zijn boot, de Ark over het water gedobberd. Alles en iedereen was verdronken. Maar hoe moest het verder? Zou het ophouden? Overstromingen zijn ingrijpende rampen. Wij kennen allemaal nog de grote overstroming in 1953 in Zeeland, Brabant en Zuid Holland. Maar sinds die tijd hebben we beelden gezien van talloze andere overstromingen, in Amerika, in Suriname, in Bangla Desh, in China en op tal van andere plaatsen in de wereld. Ook die overstromingen maken diepe indruk.
Je zou willen dat je dat zelf zou kunnen doen, het laten ophouden met regenen. Wie de beelden uit arme landen ziet en de mensen die alles kwijt zijn, wil natuurlijk helpen. Toch lijkt het af en toe een beetje op een verregende camping in de zomer. Schaars geklede mensen die weinig hebben en kennelijk ook weinig nodig hebben. Wij hebben nog de beelden van de watersnoodramp in 1953 op het netvlies. Dat was in februari, met storm en kou. Met stoere boerderijen die omver spoelden, en grote zware koeien die verdronken en langs de redders in kleine bootjes dreven. Maar in arme landen is het warm, broeierig. Ziekten slaan daar snel toe en de mensen weten dat. En als alles onder water is komen te staan valt er weinig meer tegen ziekten te beschermen. Daar heb je goede medicijnen en goede voorzieningen voor nodig. De mensen daar hadden altijd al weinig en nu hebben ze nog minder.
Wij houden dan inzamelingsacties, giro 555 gaat weer open en verslaggevers doen verslag van de nood waar dringend geld voor wordt gevraagd. Wij vergeten vaak dat al die arme mensen die niets meer hebben na een ramp ook onze broeders en zusters zijn. En vergeten dat dat die vreemde, soms anders gekleurde mensen, onze broers en zusters zijn, loopt uit op dood en geweld. Soms geloven onze broeders en zusters op een hele andere manier als wij doen maar ze blijven onze broeders en zusters. We zullen dus iedere keer opnieuw moeten beginnen ons te bezinnen hoe we met onze naasten, dichtbij en veraf omgaan.
Ook de boodschap uit het verhaal van Noach in de ark gaat over het opnieuw beginnen, opnieuw beginnen met de hele aarde. Drie keer zeven dagen duurde het voordat de aarde droog genoeg was voor een duif om voldoende voedsel en een eigen plekje te vinden. De zeven dagen herinneren aan de Goddelijke cyclus van werk en rust, drie is het heilige getal. De duif herinnert ons ook aan de Geest van God, pas door de Geest van God leren we kennelijk waar voor ons het goede op aarde te vinden is, waar ook vaste grond onder de voeten te vinden is en als water het teken is van de dood dan wijst de duif, de Geest van onze God ons waar een leefbare plek op aarde te vinden is.
Vandaag is het ook voor ons de eerste dag van een nieuwe week. De dag die de dag geworden is die bestemd is voor rust, om voor elkaar te zorgen, om je samen te kunnen bezinnen op de betekenis van het verhaal van Israël en het verhaal van Jezus van Nazareth voor de rest van de werkweek en voor onze samenleving.
In dat verband roept de schrijver van wat wij de eerste brief van Petrus zijn gaan noemen ons op om Heilig te worden. En het woord Heilig is in de loop van de eeuwen een woord geworden dat heel veel zou kunnen betekenen, dat we heel vaak in de kerk horen, maar waar bijna niemand een goede betekenis van kan geven.
Er zijn zogenaamde kerken waar ze zelfs heiligen aanbidden. Vandaag worden in Rome weer twee dode mannen heilig verklaard die in hun leven en werken heel veel mensen, ook in ons land, veel verdriet hebben bezorgd en hebben doen breken met het geloof in de God van Israël en in Jezus van Nazareth. Als je in deze brief van Petrus leest dat we ook zelf heilig moeten zijn dan kom je tot de ontdekking dat aanbidden van heiligen nooit kan kloppen, zoveel valt er nou ook weer niet aan jou en mij te aanbidden. Dat heilig zijn is dan ook heel iets anders dan dat je er mensen voor zou moeten aanbidden of dat er mensen gestorven zouden zijn die voor jou zouden kunnen bidden tot God.
Tot God bidden kun je zelf, je mag hem zelfs Vader noemen staat er in het gedeelte uit de brief van Petrus dat we vanmorgen gelezen hebben. Het gaat hier om bevrijding uit de slavernij van de zinloosheid. Als je goud of zilver hebt geërfd dan weet je waarover het gaat. Kijk maar om je heen, armen in overvloed en jij kreeg van je voorouders goud of zilver. Daar klopt dus iets niet, ergens is het verkeerd gegaan met het delen. Nu is dat op zich niet zo erg. Wij hebben een voorbeeld dat we kunnen navolgen. Jezus van Nazareth deelde immers alles, zelfs zichzelf door de dood heen. Dat bevrijdt van alle dood.
Ooit, voor de uittocht uit Egypte, voor de tocht door de woestijn, had men een lam geslacht en het bloed aan de deurposten gesmeerd. Door dat bloed ging de engel des doods aan die huizen voorbij en dat leidde de uittocht uit de slavernij in. Daarmee wordt in het Nieuwe Testament op allerlei plaatsen de kruisdood van Jezus van Nazareth vergeleken. Doordat hij zich als een lam naar de slachtbank had laten voeren had hij er voor gezorgd dat er geen opstand tegen de Romeinen uitbrak en voorkomen dat er een heleboel mensen zouden omkomen in een bloedige strijd. Daarmee had hij een voorbeeld gegeven, een manier van leven laten zien dat wij allemaal na kunnen volgen.
Daar gaat het geloof over, bevrijd te zijn van de angst voor de dood. Niet de dood regeert ons langer maar het leven. Dat maakt ook dat we “heilig” kunnen zijn. Dat woord “heilig” heeft een aantal betekenissen in zich verenigd. In de eerste plaats zit ons woord “heel” er in. En wel in de betekenis van zonder gebrek, en helemaal voldoen aan de oorspronkelijke bestemming. De mens was immers geschapen om goed te doen en niet dan goed. In de tweede plaats zit er iets van apart gezet in. We worden opgeroepen niet langer te doen zoals in de wereld gewoon is, streven naar meer en nog meer, maar te delen met de minsten. Zelf vreemdelingen te worden die anders leven, die in vrede leven, die delen van wat we hebben en iedereen in nood te hulp komen. We leven niet langer voor onszelf maar voor de ander. We houden immers van onze naaste als van onszelf.
Daar houdt dus niemand ons meer van af. Dat is pas heilig zijn en heilig leven. Dat betekent ook dat we niet aanbeden kunnen worden hoe heilig we ook zijn, want juist wij weten dat we er duizend keer per dag weer opnieuw mee moeten beginnen. Dat we voortdurend verleid worden de goden van winst en profijt te volgen, dat we altijd meer moeten willen, en dat we de armsten op de wereld maar moeten vergeten.
De honger in de wereld neemt toe en in ons land wil men de autofiles bestrijden door de ontwikkelingssamenwerking te verminderen. Dat is pas toegeven aan onzalige begeerten. Maar we weten het wel, we kunnen ons steeds weer omkeren en een hand uitsteken naar de minsten onder ons.
Evangelie betekent Blijde Boodschap en zo blij wordt je toch niet als je hoort dat je niet meer bent dan gras of een bloem in het veld die na korte tijd verdort. De briefschrijver citeert hier Jesaja 40. Maar dat hoofdstuk uit het boek van de profeet Jesaja begint met de woorden ” Troost, troost mijn volk, zegt jullie God. Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is.” Dat je dat mag roepen is natuurlijk wel een blijde boodschap, ook al vindt je jezelf niet meer dan gras of een te verwelken bloem.
Want het gaat hier om nieuwe mensen die ineens de Liefde als leidend begrip in hun leven hebben ontdekt. “Ongeveinsde broeder-en-zuster- liefde” vertaalt de Naardense Bijbel de woorden uit de eerste Petrusbrief en het gaat er dus om alle mensen op de wereld als broeders en zusters tegemoet te treden. Hoe iemand kan verzinnen de files in Nederland, of welk probleem dan ook in ons rijke land, op te lossen met het geld dat de staat niet uitgeeft als de ontwikkelingshulp tot een derde wordt teruggebracht is niet te begrijpen. Daar spreekt een egoïstisch nationalisme uit dat lijnrecht in strijd is met de boodschap van de Bijbel.
De slavernij moet niet alleen voor ons voorbij zijn maar voor iedereen op de wereld. Dat er mensen zijn die dag in dag uit bezig zijn met niet meer dan nog maar net in leven te blijven. Mensen die er met enige regelmaat niet in slagen hun kinderen in leven te houden omdat ze te weinig voedsel hebben. Dat er zulke mensen zijn, broeders en zusters moet ons blijven verontrusten, moet ons in beweging blijven zetten. Op ons rust de “heilige” plicht te delen van de overvloed die we in ons land hebben.
We doen dat met de armsten in ons land, en ook daar kan trouwens ook het een en ander aan verbeterd worden, maar we moeten dat zeker doen met de hongerigen in de rest van de wereld. De landen in de wereld hebben met elkaar afgesproken in een aantal jaren de armoede de wereld uit te helpen. Heel langzaam is in sommige landen de verbetering zichtbaar maar nog teveel mensen worden bedreigd met de hongerdood. Wij zijn misschien als gras, niet sterk elk voor zich, niet rijk en niet groot, maar samen zijn we als een grazige weide waar velen zich aan kunnen voeden en de kracht en de kennis kunnen vinden om weer op eigen benen te gaan staan en met ons als broeders en zusters deze aarde te bevolken.
Als onze Koning jarig is vieren we feest, wij kunnen ons dat permitteren. We laten dan graag de mooie en goede kanten van onze samenleving zien en als de zon schijnt lijkt het allemaal ook even mooi, de prachtige monumenten in de Rijp en de levendige multiculturele samenleving in Amstelveen. Ons land kan mooi zijn, zeker als we iedereen mee kunnen laten doen, als er geen armen en geen bedelaars meer hoeven te zijn. Maar ons land is maar een klein stukje van de wereld en we vergeten te gemakkelijk dat de hele wereld er zo mooi uit zou kunnen zien, als we werkelijk met iedereen de wekelijkse verjaardag van de werkelijke koning van de wereld zouden kunnen vieren. Daar moeten we dus nog een heleboel werk voor willen verzetten. Als we daar nu mee beginnen dan zegt de Bijbel ons dat op een dag de wereld zo mooi geworden is dat God zelf zijn tenten op deze aarde zal willen spannen en dat er dan geen honger meer zal zijn, dan zal de dood niet meer heersen en zal zelfs de zee haar doden teruggeven. Die dag zal komen en tot die dag mogen wij er aan werken. Aarzel dus niet maar vat het werk aan, totdat hij komt.
Amen
Geef een reactie