Lezen: Ruth 4
Matteüs 11:2-11
Gemeente
Het verhaal van Ruth is vanouds een mooi verhaal, we vertellen het graag, een jonge weduwe die weer verliefd wordt en wier liefde wordt beantwoord. Ze geeft daarmee ook haar schoonmoeder een nieuwe toekomst en iedereen leeft nog lang en gelukkig. Prachtig. Zeker in deze donkere tijden vertellen we zo’n verhaal graag. En het komt goed uit want we hebben het in deze weken over de vrouwen die genoemd worden in de geslachtslijst van Jezus van Nazareth. De verhalen van Tamar en Rachab die we de eerste twee weken hoorden en het verhaal van Batseba dat we volgende week horen hebben ook de nodige romantiek maar dat is toch van een heel andere aard. Die hele geslachtslijst vindt je aan het begin van het evangelie van Matteüs. Lucas heeft ook een geslachtslijst maar die ziet er weer wat anders uit. Voor de mannelijke theologen valt het dan op dat er vrouwen in voorkomen en de verhalen van die vrouwen vertellen we in deze adventsweken. Vandaag dus Ruth en Boaz, of eigenlijk Boaz en Ruth. Voor vrouwen zijn die voormoeders vanzelfsprekend.
We hebben het slot gelezen van het verhaal. Dat was al lang genoeg, maar om het geheugen op te frissen nog even een samenvatting. Noömi, even wennen want we leerden altijd Naömi, ging met haar man naar Moab omdat er hongersnood in Israël heerste. Ze hadden twee zonen en die trouwden allebei met een Moabitische. Maar de man van Noömi ging dood en daarna haar twee zonen ook. Zo bleef ze met haar twee schoondochters achter. Toen ze bericht kreeg dat de hongersnood voorbij was besloot ze terug te keren naar Bethlehem waar ze vandaag kwam. Haar schoondochter Ruth, de Moabitische, stond er op met haar mee te gaan. Dat Moabitische moet er bij want dat heeft in Israël een zeer kwade klank, met zulke vreemdelingen kun je maar beter niet omgaan was de algemene opvatting die je zelfs in de wetten van Mozes terug vindt.
Toen Noömi en Ruth in Bethlehem terug waren besloot Ruth een middel te zoeken om haar schoonmoeder en zichzelf in leven te houden. Het was oogsttijd en ze leerde de wet dat bij de graanoogst de randen van het veld niet gemaaid mochten worden en dat de korenaren die op de grond vielen niet nog extra geraapt mochten worden. De aren aan de randen en de gevallen aren waren voor de armen. Ruth maakte bij de maaiers een goede indruk en na een nachtje slapen op de dorsvloer besloot Boaz voor de beide weduwen te gaan zorgen.
Boaz ging daarvoor naar de poort van de stad om daar te wachten tot de rechthebbende op het land van Noömi en Ruth, en daarmee rechthebbende op Ruth, voorbij zou komen. Dat klinkt ons raar in de oren want Boaz wist immers heel goed wie die rechthebbende was. Maar de poort is niet zomaar een plaats in de stad. Als je in de Bijbel leest over de poort, dan lees je ook over de plaats waar recht werd gesproken. En over het recht gaat het immers, het recht om voor iemand te mogen zorgen, het recht om met een weduwe te mogen delen. Daarom ook werden er 10 stadsoudsten gevraagd om er bij te komen zitten. Bij geschillen konden zij gelijk een vonnis vellen, in elk geval konden ze als getuigen optreden. Zo werd er aan iedereen recht gedaan.
Maar waarom zou je het recht moeten opeisen voor iemand te willen zorgen. De vrouwen konden zeker het land niet alleen bewerken. Dat bewerken was de taak van de man, zo lag de rolverdeling nu eenmaal. Dat land moest wel in de familie blijven. Was het verkocht of verdwenen dan kon na 50 jaar de familie weer opnieuw beginnen want dan kregen ze het land weer terug. In de tijd dat het boek Ruth werd opgeschreven waren veel van die regels al weer vergeten. Zoals de regel over de schoen die hier nog even wordt toegelicht. Hoewel, als je de oorspronkelijke wet in het 25ste hoofdstuk van het boek Deuteronomium er op nakijkt dan gaat het er om dat je iemand met z’n eigen schoen in het gezicht slaat als die een weduwe uit eigen familie onverzorgd laat. Hier is er keurig overleg en blijft er niemand onverzorgd achter.
Wel wordt er nog even fijntjes herinnerd aan het verhaal van Juda en Tamar. Die Tamar moest haar toevlucht nemen tot een buitenechtelijke relatie tegen betaling met haar schoonvader om niet onverzorgd achter te blijven. Van die relatie stamde Boaz af, Peres was de zoon van Juda en zijn schoondochter Tamar. Van de relatie tussen Boaz en Ruth stamde uiteindelijk Koning David af. Ook David zou zo’n vreemde relatie hebben. Hij stuurde de man van Bathseba de oorlog in en trouwde haar toen die gesneuveld was. Van die relatie stamde Jezus van Nazareth af. Kennelijk kiest God in de geschiedenis niet voor de beste families. Juda en Tamar, Boaz en de moabitische Ruth, David en Bathseba, het kan niet op.
Als je de traditie doortrekt kom je bij Jezus van Nazareth uit. In zijn geslachtsregister staan ze die vrouwen, Tamar, Rachab, de hoer uit Jericho, Ruth de Moabitische en die van Uria waarmee Batseba wordt aangeduid. Vier vrouwen die elk op hun tijd zorgden voor een toekomst. Ruth zorgde voor een toekomst voor Noömi, daarom lees je dat de vrouwen het kind voor haar bestemmen, dezelfde vrouwen misschien die we later bij Elisabeth zullen tegenkomen.
Die hele geslachtslijst wordt daarmee niet een verhaal over verleden, over geschiedenis, maar over toekomst. Er zijn tijdperken in te vinden en mensen die op het juiste moment de wetten van de God van Israël volgden, heb je naaste lief als jezelf. Ruth die zichzelf aanbiedt om voor een toekomst voor haar schoonmoeder te zorgen. Wie de moderne meetmethoden van de geschiedeniswetenschap naast het geslachtsregister legt zal zien dat er iets niet klopt. Gods geschiedenis past niet op onze menselijke geschiedenis. Onze geschiedenis is een geschiedenis van het verleden. De geschiedenis van God is een geschiedenis van de toekomst, een toekomst die hier en nu begint.
Johannes de Doper staat ook in die traditie. Zijn geboorte wordt beschreven alsof het de geboorte van Obed betreft. Vrouwen er om heen en Elisabeth die de regie op zich neemt. Hij groeit op tot de laatste profeet. Vanuit de woestijn spreekt hij het volk aan. Niet meer het volk als geheel en de machthebbers in het bijzonder maar hij spreekt ieder afzonderlijk aan, alleen als ieder afzonderlijk anders gaat leven dan ontstaat er een volk dat volgens de wet van de God van Israël leeft. Teken en zegel van die verandering is de doop in de Jordaan. Maar die doop is niet genoeg, die doop moet gevolgen hebben die te zien zijn.
Daarom stuurde Johannes uit de gevangenis leerlingen naar Jezus met de vraag in welke traditie Jezus staat. Bent u het of moeten we een ander verwachten, loopt de geschiedenis uit op wat jij bent, op de bevrijder van Israël of is het toch anders? Jezus vraagt die leerlingen te kijken, niet om te luisteren, niet om te geloven, niet om te vertrouwen, niet om zich te bekeren. Niet om hun hartje aan Jezus te geven. Wij denken graag dat het daarmee duidelijk zal worden waar we staan. Tot welke traditie we willen horen?
We noemen ons hier Gereformeerde Kerk, en ik heb in een Gereformeerde Kerk belijdenis van mijn geloof afgelegd. We zeggen daarmee dat we in de traditie staan van Calvijn, van de twee jonge theologen die 450 jaar geleden in Heidelberg een vraag en antwoordspel ontwierpen voor de kinderen. Maar staan we ook nog in de traditie van dominee Scholten van Ulrum? Of van Abraham Kuyper? Of van professor Verkuyl de zendingsprofessor, of Harry Kuitert? Of heeft de geschiedenis ons langszaam met een andere traditie verbonden, die van Jan Buskus en Frits Slomp en van de geweldige Gereformeerde verzetsvrouw Gesina van der Molen. In deze dagen verdringt iedereen zich om opgenomen te worden in de traditie van Nelson Mandela en als het gaat om democratisch handelen, na een vastgestelde periode plaatsmaken voor een opvolger en het bestrijden van uitsluiting in de samenleving, van allochtonen en anders geaarden dan is daar niks mis mee.
Jezus van Nazareth zet zich in dezelfde traditie als Johannes had gedaan. De traditie van de profeten. Zij hadden geroepen dat de weg des Heren moest worden bereid, dat er een weg in de woestijn zou komen waarlangs de ballingen terug zouden keren om het land van de God van Israël weer op te bouwen. Als je langs die weg naar de toekomst gaat dan moet dat te zien zijn, een stad op een berg kan niet verborgen blijven. Daarom wijst Jezus op wat er te zien is, blinden kunnen zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden weer opgewekt en niet vergeten: aan armen wordt het goede nieuws bekend gemaakt, zij worden bevrijdt van hun armoede. Gelukkig degene die daar geen aanstoot aan neemt.
Johannes staat aan het begin van de komst van het Koninkrijk. Zoals Ruth en Boaz aan het begin stonden van het koningschap van David, de vredevorst. De zorg die Boaz voor de armen had, de opoffering die Ruth zich getroostte voor haar schoonmoeder Noömi lopen uiteindelijk uit op de komst van de Messias, op de bevrijding van de armen, zoals de profeten al hadden gezegd, als je op de manier gaat leven die de God van Israël in de woestijn na de bevrijding van de slavernij had gegeven, dan loopt de geschiedenis daar op uit, op een wereld waar lam en leeuw tezamen weiden, waar een kind speelt in het hol van een slang. Juist in de kersttijd herhalen we deze uitspraken van de profeet zo graag.
Daarmee mogen wij ons ook in de traditie van Jezus van Nazareth stellen. Dat is wellicht de advent. We kunnen iedereen te eten geven, de hongerigen voeden en de naakten kleden. Kijk maar naar onze voedselbanken en kijk maar naar alle inspanningen die in kerken in Nederland voor die voedselbanken worden geleverd, naar alle vrijwilligerswerk dat er voor de zwakken en de minsten onder ons wordt gedaan. We mogen de voedselbanken ook overbodig maken als we ons volk zover krijgen dat samen delen pas echt samen leven betekent, dat niet langer de een zich uitnemender acht dan de ander maar dat je bereid bent met de ander mee te gaan als die dat nodig heeft om een toekomst te krijgen. Zo wordt het vandaag al een beetje licht in de donkere kersttijd, zondag Gaudete, zondag verblijdt U!
Amen
Geef een reactie