Lezen: Jesaja 65: 17-25
Lucas 12: 32-40
Gemeente,
Vanmorgen gaat het over dromen, dromen van een betere wereld. Maar dromen zijn bedrog, dat was tenminste de titel van de hit van een voormalig stadgenoot van mij, Marco Borsato. Hij bracht het plaatje uit in augustus, net zo’n warme augustusmaand als we nu hebben. En vanuit de studio reed hij op zijn motor naar huis in Alkmaar om onderweg toch even te stoppen bij de studio van de locale omroep. Daar zat ik plaatjes te draaien. Marco had een droom. Hij wilde een gevierd artiest worden, net als zijn vader geweest was. Die was nu met pensioen en woonde weer in Italië. Maar het Italiaanse repertoire van Marco werd wel gewaardeerd maar maakte hem nog niet tot een groot artiest. Eén nummer had hij in het Nederlands opgenomen, over zijn grootvader. Op dat nummer kwam men steeds terug. En nu had hij een nieuw Nederlands nummer opgenomen met als bedoeling voortaan in het Nederlands door te gaan. Hij was zenuwachtig want er hing nog al wat van af voor hem. U kent het verloop, hij scoorde een megahit. Misschien waren dromen wel bedrog maar zijn droom was door dit plaatje uitgekomen.
Vanmorgen hebben we ook over zulke dromen gelezen. Dromen die nog steeds moeten uitkomen, maar waarvan we vinden dat ze zullen moeten uitkomen. Want het is toch prachtig zo’n droom zoals die van Jesaja. Geen babysterfte meer, geen voortijdig overlijden, mensen gaan pas na hun 100 ste geboortedag dood, Jesaja droomt niet van een eeuwig leven. Niemand meer die je oogst steelt, die je huis van je afpakt, die je kinderen misbruiken. Zelfs voor de wilde dieren hoef je niet meer bang te zijn, de wolf en het lam zullen samen weiden en het kind zal spelen in het hol van de slang. De leeuw en het rund eten beiden stro. Het is zo nieuw dat alles wat goed gegaan is in het verleden er bij verbleekt, het is totaal anders dan wat er ooit geweest is. Mooie droom. Geweldige poëzie. Heerlijk om op een zondagmorgen naar te luisteren. Maar als we straks de deur uitlopen klinkt weer het lied van Marco Borsato, Dromen zijn bedrog. Marco heeft overigens bewezen dat zijn lied bedrog is. Zijn droom kwam uit en zijn droom was zeker geen bedrog. Of de droom van Jesaja wel of geen bedrog is moeten we afwachten. Wij geloven er in, wij gaan naar de Kerk om zondag aan zondag van die droom te horen en van die droom te leven. Dat was ook de bedoeling van Jesaja.
Het boek van de profeet Jesaja valt in drie delen uiteen. Het eerste deel gaat over Israël voor de ballingschap. Jesaja waarschuwt voor de verkeerde praktijken van het volk, voor de verkeerde bondgenootschappen, de afgoden die ze achterna lopen, de armen die in kou komen staan. Het helpt niet, de vijand overwint, Jeruzalem wordt verwoest en het volk in ballingschap weggevoerd.
Het tweede deel gaat over de periode van de ballingschap. Dan spreekt Jesaja het volk moet in. Dan begint het ook met dromen, dromen over een terugkeer uit de ballingschap, over een verlosser die ze zal leiden door de woestijn terug naar Jeruzalem dat ze mooier zullen opbouwen dan voor de ballingschap. Nog klinken er waarschuwingen de Weg van de God van Israël te blijven bewandelen, zijn wet te houden van heb God lief boven alles en je naaste als jezelf, maar de gelovigen, de getrouwen, zullen terugkeren.
Het derde deel gaat over de teruggekeerde ballingen. Zij bouwen Jeruzalem op onder vaak moeilijke omstandigheden. Jesaja spreekt ze moed in. Hij schildert de samenleving waar ze aan bouwen als een paradijs onder de hoede van de God van Israël. Het deel dat we vanmorgen hebben gehoord staat in dat derde deel van het boek van Jesaja.
Als je dat boek van de profeet Jesaja leest dan snap je direct dat er niet 1 meneer Jesaja geweest is die dit boek heeft geschreven. Daarvoor was de ballingschap te lang. Geleerden nemen aan dat er een profetenschool geweest is die er al voor de ballingschap was en die zich vasthield aan de droom die er altijd al was. De droom van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. In het boek van de profeet Jesaja staat dan ook als uitspraak van God: Ik ga iets nieuws beginnen, het is al begonnen, zie je het niet. Zo is het verhaal over Israël doorverteld en opgeschreven. In het eerste deel werd een verlosser beloofd en toen Keizer Cyrus het bevel gaf dat de Joden terug moesten keren en Jeruzalem weer op moesten bouwen werd hij in het tweede deel als verlosser begroet,
Het gedeelte dat we vanmorgen gelezen hebben komt uit het derde deel. De ballingen zijn teruggekeerd en Jeruzalem wordt herbouwd, net als de tempel. Dat gaat niet zonder slag of stoot. De Bijbel heeft geen gladde praatjes over gelovigen die op hun knieën vallen en die dan wonderen overkomen van plotseling herstel of welvaart en vruchtbaarheid. Voor het goede geldt het zelfde als voor het voedsel, in het zweet van uw voorhoofd zult gij werken. In Jeruzalem moesten de herbouwers in de ene hand de troffel en in de andere hand het zwaard hanteren lezen we bij de profeten Ezra en Nehemia. Die herbouwers hadden dus dringend de behoefte aan een visioen, een doel om naar te streven met het vertrouwen dat het doel ook behaald zal worden. Dat visioen geeft Jesaja hen in het gedeelte van vanmorgen. Dat visioen gaat de herbouw ver te boven. Maar Jesaja kent ook de wijsheidsliteratuur van Israël. In spreuken 29 lezen we immers: Waar het visioen ontbreekt verwilderd het volk, zoals de Willibrordvertaling het weergeeft, de Nieuwe Bijbelvertaling heeft het hier over de profetie, maar dat is eigenlijk hetzelfde. Dromen houden ons in beweging, dromen maken van onze wereld een betere wereld en als we dromen en idealen verliezen is het de dood in de pot.
Eigenlijk is dat ook de boodschap die Jezus van Nazareth zijn volgelingen geeft. Die 120 volgelingen, mannen en vrouwen van allerlei slag, afkomst en leeftijd, vormen in het Romeinse Rijk maar een kleine kudde. Toch is er voortdurend de suggestie dat zij met hun manier van leven en tegen de wereld aankijken het hele grote en sterke Romeinse Rijk zullen overwinnen. Je zou er bang van worden, zo’n handjevol mensen, twaalf mannen die hebben leren spreken, een aantal vrouwen die de gemeente hebben onderhouden van hun vermogen, Jezus begint dan ook met vreest niet, hetzelfde vreest niet als tegen de herders in Bethlehem werd gesproken. Jezus gebruikt hier een beeld dat ook gebruikt wordt door de profeet Jesaja, een kleine kudde, maar van groot belang omdat die kudde kan aangroeien. Als water in een waterval zou die kudden van de bergen stromen naar Jeruzalem, naar het uitgedroogde land Israël en die steppe, die woestijn zou weer gaan bloeien.
Heel vaak roepen ook wij in de kerken op om alvast met de bouw van het Koninkrijk van recht en vrede te beginnen. Breek de onrechtvaardige tolmuren af, zorg voor een samenleving waaraan iedereen mee kan doen en zorg bij conflicten als eerste voor de slachtoffers. Dat doen we op grond van de boodschap die uit de Bijbel tot ons komt. Toch is die Bijbel al heel lang geleden geschreven, tot stand gekomen kunnen we zelfs beter zeggen, want op sommige plaatsen hebben er veel mensen meegeschreven om ons één enkel Bijbelboek te geven. Ook de schrijver van het Evangelie van Lucas gebruikte verschillende bronnen om zijn, of haar, Evangelie samen te stellen.
Het is dan ook voor velen moeilijk te geloven dat elk moment de Heer kan terugkeren. Dat was misschien de vaste overtuiging in Israël in de dagen van Jezus van Nazareth, een overtuiging die de mensen inspireerde tot de grote opstand in het jaar 70. Het was de overtuiging van de eerste Christengemeenten na het jaar 70 toen de Tempel verwoest was en het volk werd verspreid over het hele Romeinse Rijk tot aan de einden der aarde. Nu zou de Mensenzoon komen die al in het boek Daniël werd genoemd en die zou oordelen de levenden en de doden en alle misdadigers tegen de menselijkheid zou veroordelen en uit zou werpen in de buitenste duisternis waar geween was en tandengeknars. Maar dat is zo lang geleden, die stellige verwachting dat het nog een korte tijd zou duren voordat de jongste dag zou aanbreken is niet uitgekomen.
Is het dan reëel om op te roepen tot de bouw van het Koninkrijk van God zoals Jezus van Nazareth ons dat heeft geleerd nu de wereld voortdurend verder van dat Koninkrijk lijkt af te dwalen? Het is of we elke dag opnieuw mogen beginnen met de bouw aan dat Koninkrijk. Hebben we de kinderarbeid afgeschaft, dan blijken onze kleren door in slavernij gehouden kinderen worden gemaakt. Hebben we vrouwen gelijke rechten en gelijke kansen gegeven tot in onze kerken toe, blijken ze door vreemdelingen thuis gehouden te worden onder het mom dat de positie van de vrouw helemaal afhankelijk is van haar man. En zo kunnen we doorgaan. Als we een gemeenschap willen vormen met mensen die, zoals in de Ramadan weer is gebleken, gastvrijheid en de zorg voor de armen voorop hebben staan dan wordt er haat gezaaid tussen hen en ons.
Haatzaaien lijkt toch alleen een misdrijf voor hen die niet in Nederland geboren zijn, alles wat afwijkt van je eigen mening mag je als je Nederlander bent beschimpen en belasteren en mensen die zich anders gedragen worden geschopt en geslagen. Wat moeten wij dan met een oproep om ons te gedragen of dat Koninkrijk om de hoek ligt, voor het grijpen. Wat moeten wij dan met de vermaning ons te gedragen of alle mensen mee mogen doen in dat nieuwe Koninkrijk?
Toch is dat beeld van dat nieuwe Koninkrijk uitermate nuttig. Als je een baan hebt, gezond bent, een relatie met iemand hebt die je bevalt, een gezin weet te vormen, weet te genieten van de schoonheid om je heen, een goede woning hebt en met niemand een echt conflict dan lijkt het soms of voor jou dat Koninkrijk al is aangebroken. Je mag je zegeningen tellen en als je ze een voor een telt lijken er een heleboel te zijn. Maar als je dan dat beeld van dat Koninkrijk van God op je in laat werken dan kriebelt het, dan gaat het knellen zoals in dat lied van Ad den Besten dat we hebben gezongen, maar wij rijken, ach wij blijken hard en onverstoord. Dat is niet bedoeld om ons een schuldgevoel te bezorgen, maar ons in beweging te zetten. Die zegeningen die we voor onszelf kunnen tellen, die we bij anderen zien, zijn dus mogelijk. De Bijbel zegt dat ze voor iedereen mogelijk zijn. Daarvoor moeten we wel aan het werk.
We moeten onze bezittingen verkopen. Hebben we dan armoede als huisgenoot nodig, zoals de Griekse filosoof Seneca ons opdroeg? Zo is deze uitspraak van Jezus wel vaak in kloosters verstaan, geef al wat je bezit op en ga als bezitloze door het leven. Maar het vervolg van de tekst leert ons dat dit niet bedoeld wordt. Daar gaat het over beurzen die niet oud worden. En een beurs wordt niet oud als je die voortdurend ter hand neemt om er van uit te geven. En daar gaat het over. Je moet niet hangen aan je bezit, niet oppotten en er schuren voor bouwen om jaren het Loofhuttenfeest te kunnen vieren, God kan je vannacht wel thuis roepen en wie geniet dan van je bezit? We worden samen rijker door te delen is de boodschap die al hoofdstukken lang in het Evangelie van Lucas doorklinkt. We hoorden over de barmhartige Samaritaan, we baden om het brood dat we vandaag nodig hebben.
In de overtuiging van de Farizeeën zat een heel mooi beeld, Jezus neemt het hier over, ook Matteüs schrijft er over, als je van je vermogen hier op aarde uitdeelt dan wordt dat vermogen niet minder, maar dan groeit dat vermogen aan bij God, en kun je in het eeuwige leven van dat vermogen genieten. Het is dan een schat die niet kan bederven en niet gestolen kan worden. Wij zullen vaak niet meer zo letterlijk tegen dit soort visioenen aankijken. Maar als we beseffen dat de wereld beter wordt als we delen van wat ons toevalt dan weten we ook dat de wereld heel langzaam toegroeit naar een wereld die eindelijk gaat lijken op de nieuwe aarde waar Johannes op Patmos van droomde, waar alle tranen gedroogd zijn en de dood niet meer heerst.
Waarom we dus zo druk doende zijn met het goede te doen en niet dan het goede? Als we eerlijk zijn hebben we maar één antwoord: we kunnen niet anders. We geloven nu eenmaal in dat nieuwe Koninkrijk dat het zo anders zal doen als we dag in dag uit meemaken. We geloven in dat Koninkrijk omdat de Heer van dat Koninkrijk de enige is die echt macht op de aarde heeft. Die droom van dat Koninkrijk is onze meest kostbare schat, die jagen we na in goede en in slechte dagen, waar die schat is is ons hart. Alle haatzaaiers gaan voorbij, maar de Heer die Liefde bracht blijft, wat er ook gebeurd. We willen nu eenmaal niet in een samenleving leven waar mensen tegen elkaar worden opgezet. We willen nu eenmaal niet van welvaart profiteren als die verkregen is over de ruggen van hongerigen en naakten. We willen nu eenmaal niet dat kinderen gevangen worden gezet omdat hun aanwezigheid ons niet aanstaat. We willen niet dat dode letters in dorre wetboeken recht wordt gedaan maar we willen dat aan levende mensen recht wordt gedaan. We hongeren en dorsten zelf naar gerechtigheid en voelen ons vaak gevangen in het onrecht dat ons omringt.
Daarom beginnen we maar vast aan de bouw van dat Koninkrijk, we kunnen niet anders. Als Marco Borsato zijn droom van een gevierd artiest kan verwezenlijken waarom kunnen wij dan niet aan de slag met de dromen van de profeet Jesaja en de profetie van Jezus van Nazareth? We snappen best dat het koninkrijk niet komt van het halleluja roepen, maar dat we met de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand aan het bouwen moeten, hongerigen voeden, daklozen huisvesten, bedroefden troosten, armen recht doen en noem maar op. Maar sinds Jezus van Nazareth aan het kruis en in het graf heeft laten zien hoe in liefde de dood kan worden overwonnen en zijn Geest ons diezelfde kracht geeft moeten we wel aan de slag. En we kunnen ook niet anders doen dan alsof het Koninkrijk elk moment de macht op aarde gaat grijpen. Vandaag zou het kunnen beginnen, wij zijn er klaar voor, als knechten die het huis op orde brengen voordat de Heer van het huis terugkomt van een lange reis.
Amen
Geef een reactie