Lezen: 1 Koningen 19: 19-21
Lucas 9: 51-52
Gemeente,
Eind mei werd er voor de kerken in Nederland en Vlaanderen een nieuw liedboek gepresenteerd. Meer dan 2000 vertegenwoordigers van 8 kerkgenootschappen in Nederland en Vlaanderen kwamen naar Monnikkendam om daar kennis te maken met een Liedboek dat meer dan duizend liederen telt en daarnaast nog een heleboel gebeden en gedichten. De meeste van die liederen zult u overigens wel kennen want het Liedboek put uit de geschiedenis van de zingende gemeente zoals die vanouds rond het woord zich heeft gevormd. Maar niet alles is behouden gebleven. Er zijn een groot aantal vertrouwde liederen gesneuveld. Eén daarvan is het beroemde “God roept ons broeders tot de daad” Een lied dat sinds de jaren 60 al hertaalt was tot “God roept ons mensen tot de daad” maar in dat “mensen” verdwijnt toch de gedachte dat we het samen moeten doen in een hechte gemeenschap, dat broeders drukte dat nog wel uit, maar sinds het woord uit Galaten tot ons is doorgedrongen dat in de Christelijke gemeente het onderscheid tussen mannen en vrouwen verdwenen is kunnen we toch niet meer zomaar over broeders zingen zonder de zusters daarbij in te begrijpen. In het liedboek blijven genoeg liederen over die deze gedachten onder woorden brengen. Maar vanmorgen staan we stil bij dat gegeven van die roeping, worden we geroepen om Gods Weg te gaan, of worden gevraagd?
In de Bijbel staan een heleboel verhalen over de roeping van mensen. God roept Adam en Eva die zich in het struikgewas hebben verstopt, God roept Kaïn die zijn broer vermoord had, God roept Noach om de Ark te bouwen en God roept Abraham om zijn stad en zijn familie te verlaten om op weg te gaan naar een land dat die God hem geven zal. Vanmorgen horen we over de roeping van Elisa. Hij wordt geroepen door de profeet Elia en het eerste dat ons mag opvallen is dat God ons niet direct hoeft te roepen zoals bij Abraham en ook nog bij Samuël het geval was maar dat God ons ook door een ander mens kan roepen om zijn Weg te volgen.
Elia heeft nog wel de opdracht van God gehoord om Elisa te roepen. Elia hoorde dat op de Horeb. Hij was uit Israël gevlucht voor de Heidense koningin Isebel die hem met de dood had bedreigd. Onder een stuik in de woestijn leek hij inderdaad ten dode opgeschreven toen God zelf hem liet verzorgen en hem naar de Horeb verwees. De berg waar het verbond was begonnen en het volk de richtlijnen had gekregen voor de menselijke samenleving, de samenleving die God erkent als Heer en bevrijder, de samenleving waar geen dood meer heerst en ieder mens tot zijn of haar recht kan komen. Hier moet Elia opnieuw beginnen. Hij moet drie mensen zalven, Hazaël tot koning van Aram, Jehu tot koning van Israël en Elisa tot de opvolger van Elia. Alle drie zullen het werktuigen worden voor de vernietiging van de Baäl. Alle aanbidders van de Baäl zullen worden gedood en aangezien het grootste deel van het volk de Baäl aanbad blijft er nog maar een handvol levenden over. Het zal overigens nog wel duren voor Elia aan het zalven toe kwam.
Dat op de Horeb al gesproken wordt over de het uitroeien van de aanhangers van de Baäl maakt dat de godsdienst van Baäl een voorbeeld krijgt in de godsdienst van het Gouden Kalf. Ook dat stond voor de God van vruchtbaarheid voor het volk en ook die aanhangers vonden de dood door het zwaard. Maar de afgoden laten zich niet zomaar afslachten. Pas als in Jezus de dood is overwonnen breekt het tijdperk van de vrijheid aan en kunnen alle volken zich wenden tot Jeruzalem waar die Wet die op de Horeb was gegeven werd bewaard. Maar tot in onze dagen hebben afgoden als Winst en Profijt, meer macht over de mensen dan de God van Israël. Juist in onze dagen wordt het geschenk van de God van Israël, de bevrijding van de slavernij van werken en consumeren in de vorm van een dag van vrijheid in de week, afgewezen en mag een volk niet meer samen die vrijheid vieren.
Het zal dus nog even duren voor Elia tot zalven komt. Eerst moet Elisa gevonden en geroepen worden en daar gaat het over in het gedeelte dat we vanmorgen gelezen hebben.
We zijn vanmorgen in de tweede zondag van de zomer volgens de liturgische kalender. Maar de oogstmaand is nog niet aangebroken. Toch kunnen we ons hier wel een voorstelling maakte van het beeld dat Elia treft als hij Elisa vindt. In augustus krijgen we immers uit Amerika de beelden te zien van de combines die naast elkaar enorme akkers met graan maaien en dorsen. In een enorme rij lijken die machines zelfstandig eindeloze vlakten met graan af te werken. Zoiets moet ook Elia ervaren hebben. Twaalf span ossen naast elkaar vraagt een hele grote akker. Aan het getal twaalf zou je bijna zeggen dat heel het volk samen de akker aan het bewerken is. Elisa hoort dan bij de twaalfde stam van Israël.
Elia begint met het gooien van zijn mantel over Elisa heen. Niet zomaar een gebaar. De mantel tekent de profeet en is het ambsgewaad van de profeet. Als Elia op het eind van zijn verhaal in een vurige wagen naar de hemel gaat daalt de mantel neer op Elisa. Elisa loopt echter niet zomaar met de profeet mee. Hij vraagt eerst of hij afscheid mag nemen van zijn vader en zijn moeder.
Wie zijn vader en moeder zijn? Jezus van Nazareth zou later zeggen dat zijn vader en moeder degenen zijn die de wil van zijn Vader doen, zijn vrienden en volgelingen. Zoiets laat ook Elisa zien. Hij breekt de ploeg in stukken, slacht de ossen en deelt die uit aan zijn knechten, breken en delen, waar kennen wij dat nog van. Het lijkt of hij eerst de maaltijd aanricht die in Deuteronomium staat voorgeschreven, met je slaven, je knechten, de armen en de vreemdeling die onder je woont. Elisa maakt zich ook los van zijn eigen stam, hij deelt nu met heel Israël.
Pas nu wordt hij de dienaar van Elia, uit eigen keus, bijna zou je zeggen uit eigen beweging.
De zorg die Elisa heeft voor zijn knechten, zijn naasten bij het ploegen hoort niet bij het rijtje smoezen dat Jezus van Nazareth schetst in het gedeelte dat we vandaag gelezen hebben uit het Evangelie van Lucas. Ook daar gaat het over het afscheid van vader en moeder, de zorg voor de akker, het ploegen, en de huisgenoten van wie afscheid genomen moet worden. Maar die smoezen lijken allemaal gericht op het eigen aanzien. Niet op het delen met het hele volk. Het is dan ook een bijzonder verhaal dat ons daar verteld wordt.
Jezus van Nazareth gaat zijn weg naar het einde en het Evangelie van Lucas vertelt ons dat dat einde ligt in Jeruzalem. Letterlijk staat er dat hij op weg gaat naar zijn opneming. Nu staat de opneming verderop in de Bijbel voor wat wij zijn gaan noemen de Hemelvaart. Het eerste vers van onze lezing uit Lucas markeert echter een nieuw begin in het verhaal, net als in het Kerstverhaal staat hier “En het geschiedde” Nu begint een belangrijk verhaal, het verhaal van de reis naar Jeruzalem.
Daar in Jeruzalkem was het verhaal ook begonnen. Aan het begin van het Evangelie van Lucas staat Zacharias, de priester zonder hoop en verwachting die met stomheid geslagen wordt als hij ontdekt dat de verwachting die hij en zijn vrouw altijd gehad hadden toch nog uit zal komen. Maar ook het einde van het verhaal ligt in Jeruzalem. In Jeruzalem immers is de Tempel waar de Wet van de Woestijn, van de Horeb, wordt bewaard. De Wet van heb je naaste lief als jezelf. Vanuit Jeruzalem zal die wet de wereld in moeten, tot aan de einden der aarde, dat is de opdracht die de leerlingen zullen ontvangen. Nu moeten ze leren hoe ze met die wereld om moeten gaan. Wat nu als ze helemaal niet welkom zijn met hun boodschap van liefhebben tot het uiterste?
Jezus wijst zijn volgelingen streng terecht als zij vuur willen laten neerdalen op een dorp dat hen niet wil ontvangen. Dat is niet de Weg. Deze twee dicipelen, door Marcus zonen van de donder genoemd dachten misschien aan de profeet Elia van wie in de Bijbel vertelt wordt dat hij vuur uit de hemel liet neerdalen op een hoofdman en zijn vijftig soldaten, maar ze zullen moeten leren het stof van hun voeten te schudden als iemand ze geen onderdak wil geven.
Samaria had ooit een eigen tempel voor de God van Israel en de wrijving daarover was altijd gebleven. De Samaritanen leefden nog steeds uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, die zich lieten samenvatten als Heb God lief boven alles en doe dat door je naaste lief te hebben als jezelf. Ze hadden ook hun eigen heiligdom op de berg Gerizim. De boeken van de profeten en de geschriften erkenden ze niet. Een ondersteuning van een zo duidelijke demonstratie van Jeruzalem als het centrum van de Godsdienst van de God van Israël kun je dan ook niet van de Samaritanen verwachten.
Denk ook niet dat het om een handjevol rondtrekkende mannen gaat, het is een hele menigte die Jezus volgt op zijn weg. Ze worden onderhouden door een groep door Lucas met name genoemde vrouwen. Maar dat volgen is niet vanzelfsprekend. Daarvoor moet je afscheid nemen van hetgeen je lief is. Net als Elisa die in eerste instantie afscheid wil nemen van zijn vader en moeder maar tot de ontdekking komt dat hij radicaal moet breken met het leven dat hij leidt, moet breken met de ploeg en de ossen moet offeren aan zijn knechten.
Jezus van Nazareth waarschuwt de volgelingen dat hij geen hol, geen nest, geen huis of plaats om te rusten heeft, ze moeten maar afwachten of er iemand is die ze een plaats in de samenleving gunt. Daarmee gaat hij de weg van de lijdenden waarover vertelt wordt. De weg van de zieken, de weduwen, de armen, de tollenaars en de hoeren. Juist de mens die anderen een plek in de samenleving geeft heeft die zelf niet. Zonder omkijken gaat het op die weg voort. De doden kunnen hun doden begraven, afscheid nemen van huisgenoten is er niet bij, wie geen huis heeft kent ook geen huisgenoten.
Maar vanwaar deze waarschuwing? Er is immers een ander dorp gevonden voor het onderdak en de reis naar Jeruzalem is niet ten einde? De tocht van Galilea naar Jeruzalem is echter populair en heeft een bijzondere betekenis. In de dagen van Jezus van Nazareth zijn er overal opstootjes en opstanden. De beweging van de Zeloten groeit en wordt steeds actiever. Ook in de Evangelieverhalen zijn daar de sporen van terug te vinden. Uiteindelijk zullen die opstootjes en opstanden uitmonden in een grote oorlog met de Romeinse bezetters in het jaar 70. De Romeinen winnen en verwoesten de Tempel, de bevolking wordt verspreid over het hele Romeinse Rijk. Het is na het jaar 70 dat Lucas zijn Evangelie schrijft.
De tocht van opstandelingen van Galilea naar Jeruzalem heeft zelfs de geschiedenisboeken gehaald. Flavius Josephus, de Joodse Historicus, beschrijft een dergelijke tocht die in het jaar 67 moet hebben plaatsgevonden. Gewapende Zeloten trokken op met in hun kielzog meer dan negen duizend mensen, ook vrouwen en kinderen. Ze werden in Jeruzalem als bevrijders binnengehaald.
In de Evangelieën wordt duidelijk dat de Evangelisten de militaire oplossing voor de bevrijding van Israël afwezen. Geleerden beschouwen de Evangelieën dan ook wel als commentaren op de Grote Oorlog. Opvallend is zeker dat Lucas eenzelfde indeling gebruikt als Flavius Josephus, eerst het optreden in Galilea, daarna de reis naar Jeruzalem om te besluiten met het optreden in Jeruzalem. Maar dat commentaar geeft een forse veroordeling van al het geweld en het bloedvergieten waar die Grote Oorlog op uit is gelopen.
Daarom de veroordeling van de verwoesting met vuur uit de hemel, daarom de waarschuwing voor het zwerversbestaan van de Messias, daarom de voorwaarde dat je een andere weg moet volgen dan je gewend bent. Je moet alle banden met het leven tot dan toe doorsnijden en de nieuwe Weg van de God van Israël gaan. Op die Weg past geen geweld, op die Weg wordt gekozen voor het leven, het leven van elk individu. Als Jezus van Nazareth uiteindelijk in de Hof van Getsemane gevangen wordt genomen is het eerste bevel dat hij zijn volgelingen geeft het opbergen van de zwaarden en het eerste dat hij na zijn gevangenneming doet is het genezen van een gewonde die bij zijn belagers is gevallen.
Op de weg van Jezus van Nazareth wordt de armen het aangename jaar van God verkondigd, krijgen de hongerigen eten, worden naakten gekleed, gevangenen bevrijd. Dat is het programma van het Koninkrijk van God. Wie tot dat Koninkrijk wil behoren moet de weg gaan van de lijdenden, moet met andere woorden het kruis achter Jezus aan opnemen. Wie bij dat Koninkrijk wil horen keert zich af van de wereld waar het gaat om winst en profijt, om aanzien en pracht en praal, om geweld en onderdrukking. Dat Koninkrijk is voor de levenden, voor echte mensen zou Paulus later schrijven. De onechtheid, het klatergoud, de schijnvroomheid, de sociale drang tot aanpassing, verdwijnen in het licht van dat Koninkrijk.
Evangelie betekent blijde boodschap en voor armen die worden bevrijdt van de armoede is het natuurlijk een blijde boodschap, maar ook voor al die mensen die de schijn moeten ophouden dat streven naar geluk ook streven naar materiële welvaart is. Streven naar geluk in het Koninkrijk van Jezus van Nazareth is het geluk in de ogen van de naaste die weer op weg geholpen is, die weer mee mag doen. Kijk vandaag maar eens goed in de ogen van je naaste.
Wij zijn Jeruzalem inmiddels voorbij. Voor ons ligt de Weg die de mensen van de Weg gaan. Mensen van de Weg zo werden de Christenen genoemd na de Opstanding, toen de opneming was voltooid. Ook zij konden radicale keuzes maken als eens Elisa. Paulus was daar een voorbeeld van, van vervolger tot verkondiger. Maar het Woord dat een daad is heeft de einden der aarde nog steeds niet echt bereikt. Nog steeds gaan er mensen dood van de honger, nog steeds leven mensen in omstandigheden die erger dan de dood zijn. We profiteren allemaal van de goedkope kleding uit Bangla Desh. In onze steden vindt massaal gedwongen prostitutie plaats. Een organisatie als Exodus heeft grote moeite plaatsen te vinden voor ex criminelen die weer een plek in onze samenleving moeten hebben. En zo kunnen we veel aanwijzen in onze wereld waar mensen aan moeten lijden.
Wij worden niet gevraagd. Het werk in het Koninkrijk van God is geen vrijwilligerswerk. Wij worden geroepen, God roept voortdurend hier ben ik, ook al zoeken wij hem niet, toch roept hij ons zegt de profeet Jesaja. En hoe roept God? Zijn roept klinkt in de noodkreet van mensen in nood, in de roep van de armen om recht, in de roep van hongerenden om voedsel, in de roep van de zieken en gewonden om verzorging .Voor Jezus van Nazareth was elke kreet van een lijdende een roep de wereld te veranderen, het deed hem zelf pijn. Wij zullen die pijn ook moeten voelen, hij roept ons het kruis achter hem op te nemen.
Wij zullen die weg tot de einden der aarde moeten gaan, tot er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen. Een nieuwe aarde waar God zelf zijn tenten zal spannen en waar alle tranen gedroogd zullen zijn, waar de dood niet meer heerst. Elke dag mogen we opnieuw opstaan om die Weg te gaan, een gezegende Weg.
Amen
Geef een reactie