Lezen: Jesaja 65: 1-9
Lucas 8:26-39
Gemeente
Ooit was er een tuin waarin de mensen rondwandelden zonder zich bewust te zijn van goed en kwaad. Maar dat is lang geleden. Dat kwaad maakte ons nieuwsgierig. Onze God wist immers wel van goed en kwaad en aangezien die God het absolute goede vertegenwoordigt zouden ook wij mensen het kwade moeten leren kennen en herkennen. En zo vertelt de Bijbel, daarmee kwam de zonde in de wereld, wat dat begrip zonde ook mag inhouden, het is niet goed. Sindsdien letten we meer op het kwade dan op het goede. En daar gaat het ook vandaag in de lezingen om. We sluiten compromissen met het kwade, we nemen het voor vanzelfsprekend, het hoort er nu eenmaal bij, of we sluiten het uit, we weren het uit de samenleving. Het kwade bestrijden door het goede te doen is voor Christelijke idealisten, dat mogen we op zondagmorgen misschien in de kerk nog horen maar in onze samenleving zijn goeddoeners nu eenmaal de zwakken, de mensen die zich voor de gek laten houden, die zich het kaas van het brood laten eten.
Toch zegt de Bijbel ons dat al die rampen en al die ellende die mensen elkaar aandoen alleen kunnen verdwijnen, ja zelfs zullen verdwijnen als we een wereld weten te scheppen waar alleen het goede gedaan wordt en niet dan het goede. Onze lezing uit het boek van de profeet Jesaja gaat daar ook over vanmorgen. Dat boek van de profeet Jesaja valt in drie grote delen uiteen, Het eerste deel gaat over de tijd vlak voor de ballingschap, het tweede deel over de tijd van de ballingschap en het derde deel over de tijd vlak na de ballingschap. Het gedeelte dat we vanmorgen hebben gelezen staat in een hoofdstuk dat bijna de afsluiting vormt van dat derde deel. De ballingen zijn teruggekeerd en er moet weer een normale samenleving in Israël worden opgebouwd.
Maar dat kan mislopen. Zo zit je in een welvarend land waar de rijkdom kennelijk niet op kan, waar ook het laatste groen bebouwd wordt met kantoortorens en zo zit je in een verarmde samenleving waar zelfs hoogbejaarden uit hun zorgcentra worden verhuisd omdat de zorg voor hen te duur zou worden, ze moeten weer voor zichzelf gaan zorgen en anders maar een beroep doen op kinderen of buren. Hoe bouwen we nu een samenleving op waar dat ons niet meer kan overkomen? Dat is de vraag die in de hoofdstukken wordt gesteld die aan de lezing van vandaag vooraf gaan.
En het antwoord staat in het gedeelte dat we vandaag gelezen hebben en is natuurlijk dat je dat doet, dat bouwen aan een samenleving die duurzaam is, door naar de God van Israël te luisteren. En zeg nu niet dat die God niet te vinden is. Die God is er zelfs als je hem niet aanroept. Die God roept voortdurend “Hier ben Ik” zo heet die God zelfs en omdat het zo ontzagwekkend is spreken we die Naam nooit uit. We houden het bij Heer, of “God bevrijdt” de betekenis van de naam Jezus. En natuurlijk weten we wat die God van Israël van ons wil. Juist in de ballingschap is dat zorgvuldig opgeschreven, soms herschreven zodat het ook voor generaties die de Tempel niet hebben meegemaakt te snappen is. Het zijn de Wetten van Mozes, de eerste vijf boeken van de Bijbel. Waarin de verhalen worden verteld over het volk dat door de woestijn trok, over waar dat volk vandaan kwam, waar die woestijn vandaan kwam en hoe dat volk ook een echt volk kon worden, het volk van de God van Israël.
Dat verhaal ligt niet in de hemel, zodat we kunnen zeggen dat het te hoog is, het ligt niet aan de overzij van de zee zodat we kunnen zeggen dat het te ver is, het ligt zelfs voor de hand, het laat zich samenvatten in een zeer eenvoudige regel, heb God lief boven alles en doe dat door je naaste lief te hebben als jezelf.
Maar zoals gezegd, al dat goede zal wel zo zijn maar de werkelijkheid is harder. Niet meedoen met een samenleving van winst en profijt maakt je maar zwak. De schriftlezing van vanmorgen somt een aantal zaken op die de teruggekeerde ballingen gingen doen en waardoor ze zich aanpasten aan de samenleving waarin ze terecht kwamen. Ze offerden weer in hun tuinen, ze aten weer willekeurig vlees zonder respect te tonen voor de dieren die gestorven waren voor hun voedsel en deden dus gewoon mee met de Heidenen.
Toch, zo zegt de profeet, toch is daar de God van Israël die je kan helpen een nieuwe crisis te voorkomen, die je kan helpen bewoners te maken van een land dat overvloeit van melk en honing. Je vraagt waarom die God dat zou willen als dat volk zo hardnekkig zich bezig blijft houden met het kwade, dat wat minder kwaad noemt of dat zegt dat het geen kwaad kan. Wie niet weet wat er in de schappen van de supermarkt ligt kan er ook niet ziek van worden. Wie niet weet wie zijn kleding gemaakt heeft is ook niet verantwoordelijk voor het hongerloon dat de arbeider kreeg of de ketting waarmee het kind aan de machine vast zat.
De profeet gebruikt een spreekwoord om duidelijk te maken waarom de God van Israël zich met ons bezig zou willen houden. Zolang er sap is in een druiventros, zegt men:
‘Vernietig hem niet, er zit nog iets goeds in.’ Zoals de wijnbouwers doen met de druiventros die toch nog wat sap bevat zal ook de God van Israël doen met hen aan wie de richtlijnen voor de menselijke samenleving gegeven zijn. Er komt staat in het slot van het stuk dat we uit Jesaja gelezen hebben dat land dat overvloeit van melk en honing. De twee koninkrijken Israël en Juda hebben een gezamenlijke toekomst.
Jezus van Nazareth breidde die toekomst uit tot een toekomst voor alle volken tot aan de einden der aarde en die toekomst ligt nog steeds voor ons. Ook nu nog worden we uitgenodigd aan die toekomst deel te gaan nemen en niet te blijven staren op het verleden, een verleden van oorlog en geweld, een verleden van vernietiging van mensenlevens. Er is iets nieuws begonnen en wij moeten zorgen dat we het zien.
In het verhaal van vandaag laat Jezus ons iets zien van de toepassing van het spreekwoord over die druiven die ergens toch nog wat sap hebben. Jezus is met zijn leerlingen het meer van Galilea overgestoken en komt in het land van de Gerasenen.
In veel Bijbelverhalen wordt met de naam ook iets over de persoon zelf verteld. Met de naam “Jezus” is dat het geval, het betekent iets als “God bevrijdt” en ook met het land van de Gerasenen is dat het geval, het is het buitenland maar de naam betekent iets als “de beloning ligt aan het einde”. In deze naam zit overigens ook het werkwoord Gerasa dat verdrijven betekent. Als Jezus vraagt naar de naam van de man die zo hard roept dat hij niks met Jezus te maken wil hebben dan krijgt hij dan ook een antwoord dat iets vertelt over de man zelf, Legioen, want zo vertelt het Evangelie van Lucas, er wonen veel demonen in de man. De man draagt geen mantel meer en is dus al zijn menselijke waardigheid kwijt.
De ontmoeting vindt plaats buiten de gemeenschap, in het buitenland, aan de overkant van het meer. Veel verder buiten de gemeenschap lijkt niet echt mogelijk. Een man zonder huis, die in grotten slaapt, zonder kleren, een man die bij de varkens verblijft, een volstrekt ongebonden bestaan lijdt, niet te binden met niks, eenzamer en meer verlaten lijkt niet mogelijk. Een man die leeft, zoals Jesaja de kwade weg van het volk Israël heeft getekend in het gedeelte dat we vanmorgen uit het boek van de profeet Jesaja hebben gelezen.
Zo gaan we graag om met boze geesten, met het kwade. De pedofiel graag niet in ons dorp als hij de straf heeft uitgezeten die bij zijn misdrijf paste. De ex-criminelen liever niet in een Exodushuis in onze buurt, ze konden eens besmettelijk zijn. Geen moskee in onze achtertuin. We letten op het kwade dat mensen hebben gedaan, we letten niet meer op het goede dat ze zouden kunnen doen. Jezus van Nazareth doet ons op heel andere manier voor hoe we met het kwade om zouden kunnen gaan.
De bezetenheid van de man mag volgens Jezus ook overgaan op de varkens, die mag je immers toch niet eten, die dienen nergens voor in Israel. In dat buitenland overigens wel, ook de Romeinen waren er dol op en het zou wellicht voedsel voor de bezetter zijn geweest dat nu de afgrond in geholpen wordt? Het kwade mag met het kwade van de bodem van de aarde verdwijnen. Wat houden we over als we het kwade verdrijven? Een mens, die mens met de mensen mag zijn. Als de mensen komen kijken hoe het met Jezus is vergaan zien ze de man aan zijn voeten zitten, als leerling dus, gekleed en volkomen bij zijn verstand. Het nuttige sap dat in deze druiventros zat is tot ontwikkeling gekomen.
Wij doen zo niet, wij vormen aktiegroepen om zij die het kwade deden en daarvoor gestraft werden uit onze samenleving te weren. Geen wonder dat ook de Geresenen bang werden en vroegen om het vertrek van die vreemde uit Israel die hen de man weer terug had gegeven. Want nu immers kon de man die bezeten was geweest door vele demonen weer deelnemen aan de samenleving. Delen met zijn samenleving wat hem was overkomen, dat eindelijk iemand naar zijn naam had gevraagd, had gevraagd wie hij eigenlijk was.
Voor ons zeggen namen niet zoveel, wij kiezen geen namen meer bij de persoonlijkheid van de mens. Zelfs onze beroepsnamen zeggen meestal niet zo veel meer. Slechts bij enkele ambachten weten we nog wat mensen doen, maar de meeste mensen weten niet meer te vertellen dan dat ze op een fabriek, of een kantoor werken. Doorvragen naar wie je eigenlijk bent gebeurt maar weinig. Maar juist dat vragen naar wie iemand is, kan mensen van hun angsten voor de samenleving afhelpen. Wie is die moslim in onze buurt, wie is die hindoe die we tegenkwamen.
Vragen we dat wel eens? Vragen we dat wel eens aan hen, of scharen wij ons achter vooroordelen van mensen die er belang hebben de angst aan te wakkeren in plaats van de angst weg te nemen en mensen een plaats in de samenleving te geven. Jezus vraag naar de naam, naar de persoon, is de inleiding tot een bevrijding van demonen. wij weten dat angst die demonen voedt, neem vandaag dus iets van die angst weg en doe mee aan de bevrijding door Jezus van Nazareth.
Uiteindelijk willen we naar een wereld waar al die angst verdwenen is, naar een wereld waarin iedereen meedoet. Elk mens heeft ergens een talent dat ons allemaal ten goede kan komen. Elk mens lijkt op die druiventros waar nog wat sap in zit. Ook al wordt een mens beheerst door duizend demonen, daaronder, daarachter schuilt een mens met een waarde voor de samenleving. Een mens dat het waard is voor die samenleving behouden te worden en niet te vergaan in de demonische overheersing.
In de oude taal van de Kerk klinkt dan dat Jezus van Nazareth zijn leven over had voor die door demonen bezeten mens en voor zijn redding stierf aan het kruis. Het is een beeldtaal waar wij vaak niet meer bij kunnen, die voor ons tot een leeg cliche geworden is ook. Maar wie de verhalen over de gevangenneming en de kruisiging nog eens naleest zal het opvallen dat Jezus van Nazareth door zijn houding er voor zorgt dat er geen bloedige opstand uitbreekt. Hij verbiedt zijn leerlingen het zwaard te trekken, als een van hen dat toch doet en een tegenstander verwond dan geneest Jezus eerst die wond. Tijdens zijn proces zwijgt hij, nergens een beroep op zijn macht, nergens een beroep op al die mensen die hem gevolgd zijn, die door hem genezen zijn. En aan het kruis bidt hij voor hen die hem hebben vervolgd, zij weten niet wat zij doen. Ook zorgt hij voor een mede gekruisigde en voor zijn moeder die hij opdraagt aan zijn meest geliefde volgeling. God bevrijdt betekent de naam van Jezus en door te dienen bevrijdde hij van opstand en geweld, mogen wij bevrijdt zijn van de angst voor de dood. Mogen we weten dat het goede doen en niet dan het goede uiteindelijk het kwade zal verdrijven.
In die Geest mogen we van hier de wereld weer in gaan. Vragend naar de betekenis van elk mens in de overtuiging die iedereen uiteindelijk een talent heeft dat de samenleving ten goede komt. Niet oordelend over het kwade dat is gedaan, het oordeel over mensen ligt aan het einde van de geschiedenis in de handen van de God van Israël zegt de Bijbel, dan komt Jezus van Nazareth om te oordelen de levenden en de doden. Het is dus niet en nooit niet aan ons om de levenden en de doden te oordelen. Schuif de demonen die mensen beheersen in de onnutte dieren om ons heen, stort ze in de afgrond, bevrijdt de mensen van de demonen die hen beheersten, de zucht naar winst en profijt, de aanbidding van het eigenbelang, het meer en altijd maar meer, de lustbevrediging door andere mensen als object te behandelen. Al die kwade demonen waarvan wij zo vaak ons afvragen hoe die nu te bestrijden zijn. Het Evangelie geeft vanmorgen het antwoord, vraag naar de werkelijke betekenis van de mens zelf, vraag naar het goede dat nog over is in de mens.
Dan gaan we op weg naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, een aarde waar de dood niet meer heerst, waar alle tranen gedroogd zullen zijn en waar God zelf zijn tenten zal spannen belooft ons de Bijbel. Naar die aarde kijken we niet alleen uit, die nieuwe aarde is al begonnen, want van God is deze aarde, deze tijd, naar die aarde zijn we op weg. In het geloof dat de Naam van onze God de hartstocht naar gerechtigheid is, zodat alle mensen tot hun recht zullen komen, dat die God ook voor ons toekomst betekent en zin geeft aan ons bestaan.
Amen
Geef een reactie