Lezen : Jesaja 58: 7-10
Lucas 20: 9-19
<!–[if gte mso 9]> Normal 0 21 false false false MicrosoftInternetExplorer4 <![endif]–><!–[if gte mso 9]> <![endif]–> <!–[if gte mso 10]> /* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:Standaardtabel; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-parent:””; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin:0cm; mso-para-margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:10.0pt; font-family:”Times New Roman”; mso-ansi-language:#0400; mso-fareast-language:#0400; mso-bidi-language:#0400;} <![endif]–>
Gemeente
In de 40 dagenperiode, de periode van bezinning en vasten, staan we extra stil bij het lijden van de mensen. Dat lijden van mensen komt niet nergens vandaan. De kinderen in de kindernevendienst hebben het vandaag over Jezus van Nazareth die vecht met de duivel. Hij had zich teruggetrokken in de woestijn om bij zichzelf na te gaan hoe hij moest handelen als de geliefde zoon van God. Want zo was hij genoemd bij de doop door Johannes in de Jordaan. Lucas laat dan een aantal dilemma’s de revue passeren die mensen kunnen hebben. Als je geen eten hebt en op een gemakkelijke manier maar niet een eerlijke manier aan eten kunt komen wat moet je dan doen? Als je het goede wil voor alle mensen moet je dan niet gewoon de baas worden voor alle mensen? Als je wil dat mensen doen wat jij zegt moet je dan niet laten zien dat je meer waard bent, als de engelen uit de hemel jou behoeden voor een val van de tempel dan loopt iedereen toch achter je aan? Het zijn duivelse dilemma’s en het vertelt gemakkelijk als je het foute deel van de dilemma’s aan een persoon toeschrijft, de duivel dus. In de dagen dat Lucas het Evangelie schreef ging dat gemakkelijk, ze hadden zelfs van de Echo een persoon gemaakt, een Grieks godje. Maar wij geloven niet in de duivel, wij geloven in God, de God van Israël, Vader van Jezus van Nazareth onze bevrijder, de Messias, de Christus. En vandaag roepen we naar die God om recht, doe recht heet deze zondag, zondag Judica.
Nu doet de God van Israël alleen iets als mensen iets doen, als mensen zijn weg willen gaan wijst hij die weg. In de Bijbel vinden we een complete set richtlijnen voor een menselijke samenleving. En God stuurde zijn Zoon om ons te leren hoe we volgens die richtlijnen kunnen samenleven om zo ook dat beloofde land, het land met de menselijke samenleving, kunnen binnengaan. Dat vraagt ons om in beweging te komen, we zullen van onze huidige situatie naar dat nieuwe land moeten optrekken, zoals Abraham uit Ur der Chaldeeën optrok en zoals het volk Israël uit de slavernij in Egypte optrok door de woestijn om daar die set richtlijnen voor de menselijke samenleving te ontdekken. We moeten dus in actie komen en om recht te kunnen doen moeten we soms actie voeren houdt de profeet Jesaja ons voor..Want is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen? De vrijwilligers in de vluchtkerken in Amsterdam en Den Haag zullen zich er direct in herkennen.
Maar wat heeft dat aktievoeren nu met vasten te maken? Misdadige ketenen losmaken, je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen? Het is het soort vasten dat kennelijk de bedoeling is. Je moet er inderdaad een gemakkelijk, gezapig leventje voor opgeven. Ook het maken van carriere verdraagt zich niet met een dergelijk aktievoerend vasten. Weinig eten en drinken zal er ook wel niet bij zijn want op die manier vasten kost nogal wat energie. Maar de troost is dat je voorspoedig zult herstellen van de ontberingen die je tegen zult komen. God zelf zal antwoord geven als je om hulp roept, tenminste wanneer je het juk van de onderdrukking uitbant, de beschuldigende vinger en de kwaadsprekerij. Mooier als de profeet het zegt valt het ook vandaag de dag niet te zeggen. In elke vertaling klinkt deze passage hetzelfde en even sterk. De hongerige schenken wat je zelf nodig hebt en de verdrukte gul onthalen.
Het is taal van eeuwen geleden die ook vandaag in de eenentwintigste eeuw nog klinkt als een klok. Als een noodklok maar liefst, want hongerigen hebben we te over in deze wereld, mensen die alle have en goed zijn kwijtgeraakt en nauwelijks nog een draad kleren aan hun lijf hebben ook. De onrechtvaardige tolmuren die we rond ons Europa hebben gebouwd houden de armen ook arm en de naakten naakt. Binnen dat Europa wijst de beschuldigende vinger en klinkt de kwaadsprekerij. Al die vreemden zouden uit zijn op het overnemen van wat ons dierbaar is.
Het blijkt nergens uit. Er zijn nog steeds meer mensen die weigeren hun kinderen te laten inenten tegen polio dan vrouwen die op onze straten in een burka willen lopen. Er zijn nog steeds meer ouders die weigeren hun kinderen een bloedtransfusie te laten geven als ze doodziek zijn dan ouders die weigeren hun kinderen Nederlands te laten leren. Over die zogenaamde christelijke ouders die zich voor hun zeer gevaarlijke en schadelijke overtuigingen beroepen op de Bijbel horen we niemand. Maar als iemand respect voor vrouwen wil betonen door ze niet zo maar aan te raken en ze dus ook een hand te weigeren dan worden we door sommigen bedreigd. Zelfs het opbrengen van begrip er voor zou bedreigend zijn. Wellicht is het bedreigend. Het bedreigt ons eigen gezapig leventje waar incest soms ook in de meest christelijke gezinnen voorkomt en levens van zeer Nederlandse meisjes en jongens verwoest. Het dwingt ons opnieuw na te denken over de manier waarop we onze eigen samenleving hebben ingericht. Is onze samenleving als een goed bevloeide tuin, als een bron waarvan het water nooit opdroogt?
Willen we een antwoord vinden op die vraag dan moeten we ons eerst ons bewust worden van ons denken over recht en gerechtigheid. Ons rechtsstelsel is gebaseerd op het Romeinse recht.
Wij moeten ons dus iedere keer als het om de spelregels uit de Bijbel gaat realiseren dat we doordrenkt zijn van een heidens denken over recht en onrecht.. Elke rechtsregel is altijd onder alle omstandigheden voor iedereen op dezelfde manier toepasbaar in ons rechtssysteem. Dat is niet het recht zoals het in de Bijbel wordt gepresenteerd. Daar gaat het er om dat elk mens tot zijn of haar recht komt. Daar gaat het er om dat aan mensen recht wordt gedaan. Daar gaat het er om dat mensen door de spelregels voor een menselijke samenleving de kans krijgen volwaardig mens te zijn.
Iedereen wordt in onze samenleving geacht de wet te kennen. Wij maken er meestal van dat iedereen voor zichzelf de Wet moet houden en dat we een overheid hebben om overtreders op te sporen en te bestraffen. Maar de wetten die we in de Bijbel lezen moeten we soms ook voor een ander houden. Als het gaat om mensen rust te geven en de gelegenheid te geven in plaats van te werken samen te genieten van het goede der aarde dan moeten we dat niet alleen voor onszelf regelen maar vooral voor de mensen en de dieren die voor ons werken, zelfs voor de vreemdelingen onder ons moeten we zorgen. Daarom ijveren we voor een vrije zondag voor iedereen, we zijn geen slaven van werk en winst.
Wij kennen wetten als regels waar we ons aan moeten houden en die ons knellen. De wetten die we in de Bijbel lezen zetten ons in beweging naar een betere samenleving. Bij het gaan van die weg en de keuzes die je daarbij moet maken moet je niet te lichtvaardig Gods naam inroepen. We moeten namelijk niks van ons geloof, we willen wat voor een ander, voor de minsten onder ons, we willen dat de hongerigen gevoed worden en de naakten gekleed. We willen dat aan de armen recht wordt gedaan.
\In de Bijbel staat ook waarom we dat willen, omdat we zelf slaven zijn geweest, slaven van ons werk, slaven van alles wat moet, slaven van onze angst voor de dood en slaven van onze zucht naar altijd meer en nog meer. God heeft ons met opgeheven arm uit die slavernij bevrijdt vertelt de Bijbel ons. Daarom willen we een betere samenleving, een samenleving in vrijheid en met elkaar.
Maar willen we die betere samenleving bereiken dan hebben we ook leiders nodig die zich als dienaars opstellen. Jezus vertelt over een leiderschap die zich opstellen als dieven en moordenaars. Dat wat ze van de wijngaardenier hadden gekregen gebruikten ze voor zichzelf en de boden die de wijngaardenier had gezonden gooiden ze over de muur, sloegen ze in elkaar of maakten ze dood. De wijngaard is de aarde, is het land Israël, is het volk Israël en de wijngaardenier is de God van Israël die had gewild dat alle volken zouden zien hoe hij wilde dat er met de mensen omgegaan werd, Israël had het licht voor alle volken moeten worden. Al die mensen die naar Jezus van Nazareth stonden te luisteren waren nog steeds daar mee bezig. Zij probeerden de richtlijnen voor de menselijke samenleving in de praktijk te brengen. Ze probeerden zo veel mogelijk afstand van de Romeinse Heidense bezetters te houden. Daarom riepen ze “dat nooit” toen Jezus voorspelde dat de leiding over de wijngaard in andere handen zou overgaan bij dit soort gedrag. Maar de schriftgeleerden en de hogepriesters trokken de schoen aan die hen paste en hen werd voorgehouden door Jezus van Nazareth.
De schriftgeleerden en hogepriesters, die wisten dat Jezus deze gelijkenis met het oog op hen verteld had, wilden hem op dat moment laten grijpen, maar ze waren bang voor de reactie van het volk staat er tot slot van de gelijkenis..
En aan leiders die hun oren laten hangen naar de reactie van het volk is ook bij ons geen gebrek. Wij zijn er aan gewend. Opiniepeilers vertellen je wekelijks, zo nodig dagelijks, wat het volk vindt. Noem een onderwerp en een opiniepeiler heeft er een vraag over gesteld. Opiniepeilingen zijn zo populair dat sommige TV programma’s hun eigen onderzoek hebben georganiseerd. Ze sturen ‘s morgens een mailtje rond om ‘s avonds duidelijk te maken dat de meerderheid van het volk het weer niet eens is met de regeerders in het land. De mening van het volk stuurt menig machthebber. En er zijn maar weinig machthebbers die het aandurven om Jesaja te citeren en uit te leggen dat het ook hun gaat om je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen, het beschermen van de weduwe en de wees. Dat was dus ook al in de dagen van Jezus van Nazareth zo. Dat de machthebbers de erfenis van het volk Israel hadden verkwanseld aan de Romeinen om rust te houden kon ze niet schelen. Dat daarbij de armen, de zieken, de weduwen en de wezen buiten spel waren komen te staan kon ze ook niet schelen. Dat je juist die Romeinen de wind uit de zeilen kon nemen door je weer te gaan houden aan de Wet van eerlijk delen, aan het gebod je naaste lief te hebben als jezelf, aan de richtlijnen voor de menselijke samenleving ontging ze. Die houding maakt Jezus van Nazareth maar al te duidelijk. De zorg die hij laat zien voor gewone, zwakke mensen die afhankelijk zijn van de luimen van de rijken en de machtigen maakt hem populair. Dat hetzelfde volk net zo gemakkelijk gemanipuleerd en opgezweept kan worden ontdekt hij misschien te laat, als hij aan het kruis hangt verzucht hij nog dat ze niet weten wat ze doen.
In onze democratie speelt de mening van het volk een nog grotere rol. Eén maal per vier jaar immers mogen we stemmen op de partij die we aan de macht willen brengen. En elke partij wil zijn macht vergroten of in elk geval behouden. De opiniepeilingen zijn daarbij een probleem gaan vormen. We kennen immers de achtergronden van de meeste problemen en gepresenteerde oplossingen niet. We zijn niet in staat alle rapporten van wetenschappers en ambtenaren door te lezen en te begrijpen. De meerderheid van het volk kiest dus gemakkelijk voor de eenvoudige slagzinnen. “Als je iets niet kent moet je er bang voor zijn” is de meest populaire slagzin. Die is al heel oud. Vroeger speelde die een rol tussen inwoners van verschillende dorpen en ook nu nog vallen er soms slachtoffers als bezoekers uit het ene dorp ruzie krijgen met bewoners van het dorp waar ze op bezoek zijn. Maar schelden op allochtonen en roepen dat immigratie op grond van geloof moet worden verboden is vager en gemakkelijker onder het volk te verkopen. Wie kent immers dat vreemde geloof van de Islam? Daar moet je dus bang voor zijn. Daar moet je dus vooral niet mee gaan praten, en zeker niet mee gaan eten.
De Bijbel schrijft ons voor een paar keer per jaar te gaan eten met de vreemdelingen in ons midden. Het was het hoogtepunt in de offerdienst bij de Tempel. Drie keer per jaar moest je daarheen gaan en een maaltijd houden met de priesters, de levieten, je familie, je knechten en slaven, de armen uit je dorp en de vreemdelingen die bij je woonden. De Bijbel leert ons nergens bang voor te zijn, zelfs niet voor de dood. De Liefde van God overwint immers alle kwaad, de liefde van God heeft alle kwaad van de wereld al lang overwonnen, daar vieren we straks Pasen voor.
Jezus van Nazareth wijst nog eens op Psalm 118. Dat beeld van die hoeksteen, voor de God van Israël is dat de steen die door de bouwmeesters werd afgekeurd. De steen des aanstoots. In de Bijbel wordt het woord dat hier staat voor hoeksteen op verschillende manieren gebruikt. Het kan de hoek van een straat aanduiden, maar ook het fundament waarop een huis is gebouwd of de sluitsteen van een gewelf. Het kan ook gebruikt worden voor het leiderschap van een volk en dan is niet de deftigheid de hoeksteen, of de publieke opinie, maar dan is het lot van de minsten, van de zwaksten, van de weduwe en de wees het fundament waarop de menselijke samenleving rust. Zoals David ooit aanstoot gaf aan zijn vrouw toen hij half ontkleed danste voor de Ark, hij wilde zelfs nooit meer zijn, zich nooit verheffen boven de slavinnen van zijn vrouw Michal. De vergelijking met Psalm 118, de hoeksteen voor de beschermende muur van de wijngaard, is dus een oproep je te laten leiden door wat de minsten in je samenleving nodig hebben.
En denk nu niet dat je er zelf beter van wordt. Dat je schulden verdwijnen als sneeuw voor de zon, dat je geen last meer hebt van ziekten van jezelf of van je geliefden, dat materiële rijkdom je ruim ten deel valt. Niets van dit alles. De zorg voor de minsten geven we omdat we niet anders kunnen, niet omdat ze het ergens mee verdient hebben. Wat wij krijgen hebben we dus ook niet verdient, zelfs niet met het betonen van de Liefde die we van God hebben gekregen. Het is alles uit genade. Een genade waar we dankbaar voor mogen zijn, waar we vol vreugde van mogen getuigen. Zelfs door de dood heen houdt de liefde van God het uit, door de dood heen droeg Jezus zijn zoon alle vernederingen en bleef hij zorg hebben voor anderen, voor zijn vervolgers die niet wisten wat ze deden, voor de moordenaar die met hem werd gekruisigd en stierf met de belofte het paradijs te bereiken, voor zijn moeder die een leerling aangewezen kreeg om voor haar te zorgen.
Die Jezus van Nazareth heeft ons opgeroepen ons kruis achter hem aan op ons te nemen. Om die boodschap van bevrijding van de angst voor de dood te verkondigen aan alle volken tot aan de uiteinden der aarde. Dan zal de dag aanbreken dat de dood niet meer heerst, dat alle tranen gedroogd zullen zijn en dat God zelf zijn tenten op deze aarde zal spannen. Tot die dag mogen we bezig blijven onze naaste lief te hebben als onszelf, daarin is God aan onze zijde.
Amen
Geef een reactie