Lezen: 1 Samuël 24
Handelingen 26: 9-18
Gemeente,
Vandaag de tweede zondag in de 40 dagen tijd. De dagen voor Pasen die ons gegeven zijn om ons te bezinnen op het lijden in de wereld en de manier waarop Jezus van Nazareth voor ons de weg heeft geopend naar een wereld zonder lijden. Een wereld waar alle tranen gedroogd zullen zijn, een wereld waar de dood niet meer heerst en waar God zijn tenten zal willen spannen.
In de kerkdiensten in deze veertig dagentijd volgen we de lezingen uit het eerste boek Samuël. Daar worden twee koningen tegenover elkaar gezet. Twee kanten van dezelfde medaille. Saul en David. Wie het hele verhaal uit de beide boeken Samuël doorleest zal ontdekken dat uiteindelijk David net zo’n grote boef is als Saul. Maar om te ontdekken wat voor Koning de God van Israël voor zijn volk wil, hebben we die tegenstelling nodig. Als we die twee kanten van de medaille bezien dan weten ook wij wat voor leiders wij moeten kiezen in deze wereld. Leiders in onze kerkelijke gemeente, leiders in onze burgerlijke gemeente, de provincie waar we wonen, en de leiders van ons land. Allemaal staan ze voor dezelfde keuzes als Saul en David en allemaal hebben ze dezelfde valkuilen te vermijden. We zullen dat ook zien aan het verhaal dat Paulus ons vandaag vertelt in het boek van de Handelingen
Uit het eerste boek Samuël hebben we het beroemde verhaal over de grot van David gelezen.
David was gevlucht naar de bergveste EnGedi, en dat betekent,” aanvallen weerstaan “, een plek dus die bij uitstek beschermde tegen aanvallers. Saul komt terug met drieduizend soldaten, net zoveel soldaten als waarmee hij, voordat David verscheen, de Filistijnen had verslagen. Saul is op zoek naar David die zich met een paar honderd man in de rotsformatie heeft verborgen en achter in een grot zich met zijn mannen schuilhield voor Saul. De Koning voelt zich zo veilig dat hij achter een muurtje voor in de grot zijn behoefte doet. De mannen van David moedigen hem aan Saul te doden. In plaats daarvan snijdt David een stuk van de zoom van Sauls koninklijk gewaad af. Dat herinnert aan de zoom van het gewaad van Samuël die door Saul was vastgegrepen en afscheurde toen Samuël zei dat het koningschap net zo van hem afgescheurd zou worden. Davids gebaar is een symbolisch scheuren maar hij krijgt direct spijt en loopt de koning achterna en spreekt hem aan als schoonvader en koning. David spaart Saul niet alleen, maar schuift de oorzaak van de woede van Saul op slechte raadgevers die hem leugenverhalen over David zouden influisteren.
Het was geen wonder dat er wrijving was ontstaan tussen Saul en David en dat David had moeten vluchten. Jaloezie was het eerste dat opkwam, Saul had zijn duizenden verslagen maar David zijn tienduizenden zong het volk. Maar er is nog een diepere laag in dit conflict. Saul bemint èn haat David om één en hetzelfde: om zijn intelligentie, om zijn moed, om zijn dichterschap, om zijn muzikaal vermogen, om zijn toewijding, om zijn aanhankelijkheid. David is, wat Saul ooit was; David is, wat Saul had wíllen zijn. Iedere keer als Saul naar David kijkt is het of hij in een spiegel kijkt die hem laat zien wat hij had kunnen zijn, een man naar Gods hart.
Saul wantrouwt David ook. Is David uit op de troon, misschien? Toch heeft Saul
hem ook nódig: als legerleider, als therapeut, als raadsman. Saul wil zich eigenlijk van zijn eigen behoefte aan Davids nabijheid bevrijden. Hij wil zich daarom van David zèlf bevrijden. Hij háát David, omdat hij hem liéfheeft; hij wil hem uit de weg ruimen, omdat hij op hem áángewezen is. Saul wil David doden om zich te bevrijden – om zich van Dávid te bevrijden,
om zich van zijn liéfde voor David te bevrijden.
Saul heeft het moeilijk:
– als hij de koning van de Amalekieten spaart uit collegialiteit, uit medelijden en uit menselijkheid, dan wordt hij zèlf verworpen
– als hij het vee van Amalek ontziet, wordt hem verweten meer naar z’n hart, en naar zijn soldaten, dan naar de hemel te hebben geluisterd. Zijn edelmoedigheid en medelijden zijn hier zonde. Maar, zou je zo’n zondaar niet liefhebben?
Uiteindelijk wordt Saul door iedereen verlaten. Door Samuël, door David, door zijn kinderen Jonathan en Michal. En wordt hij verraden door zijn bondgenoten, verlaten door zijn vrienden, verworpen door God.
Saul was nooit op de positie van koning uit geweest. Die is hem door God òpgedrongen. Hij voelt zich door God gebruikt als pion in het spel dat uitloopt op Dávids glorie. Saul breekt dan met God en met Samuël, en David probeert hij te doden.
David is de juiste man op de juiste plaats, op het juiste moment:
– om Goliath te verslaan
– om Israëls held te zijn
– om de koning raad te geven
– om ten strijde te trekken
David is jegens Saul vol respect en voorkómend; hij is loyaal en hij bewòndert Saul ook. Hij wil hem alleen maar helpen en heeft àlles voor zijn vorst over. Als die hem zijn dochter Michal aanbiedt, wijst David het aanbod aanvankelijk af – om zelfs maar niet de indruk te wekken als zou hij de troon begeren. Hij laat zien hoe zuiver en onbaatzuchtig, hoe echt en onzelfzuchtig zijn liefde voor Saul is.
Saul wordt mateloos heftig; David zegt niets.
Saul vervolgt hem; David zegt niets.
Saul maakt hem tot zondebok; David zwijgt.
Saul wil hem doden; David bemint en éért de koning.
Saul is jaloers, boos en vol haat; David niet: 3x spaart hij Sauls leven.
Saul benijdt Davids populariteit bij de vrouwen.
Saul benijdt David, dat hij meer tegenstanders gedood heeft.
David straft de vijanden over de grenzen af,, Saul de vijanden in het land.
David bestrijdt de Filistijnen, Saul de Joden.
David strijdt tegen vijanden, Saul tegen vrienden.
David weigert Saul te doden; Saul wil David wèl doden.
Saul voelt zichzelf niet begrepen; hij begrijpt ook anderen niet:
– hij begrijpt Samuël niet en diens moeite om Gods woord en wil te moeten overbrengen, zonder er iets aan te kunnen veranderen
– hij begrijpt David niet en diens moeite met de roeping om de plaats te gaan innemen van juist koning Saul, die hij liefheeft
– hij begrijpt zijn kinderen niet en hun moeite om hem van veel onherroepelijks te weerhouden.
In de tegenstelling die in de verhalen over Saul en David worden verteld zit steeds de tegenstelling tussen Koningen zoals Heidense volken die hebben en de Koning die de God van Israël wil hebben. De Koningen van de Heidenen hebben macht over hun volken. Zij dwingen hun goden hen terzijde te staan in hun machtsstreven. De Koningen van de Heidenen trekken ten strijde om er zelf beter van te worden, om de eer en de glorie van zichzelf en daarmee van hun volk. De Koning van de God van Israël dient zijn volk. De Koning van de God van Israël volgt zijn God. De Koning van de God van Israël heeft geleerd dat hij niet zal doden, de Koning van de God van Israël beschermt zijn volk tegen zijn vijanden. Als er eer en glorie aan te pas komt dan geeft de Koning van de God van Israël alle eer en glorie aan zijn God.
Die Heidense opstelling van Koningen en volken, eigen volk eerst en eer en glorie voor het eigen volk, noemen we nationalisme. Een aantal jaren geleden heeft de Wereldraad van Kerken uitgesproken dat ook het moderne nationalisme een bron van zonde in de wereld is. Jezelf voortdurend de beste vinden, jezelf voor iedereen als maatstaf nemen, eer en glorie voor jezelf willen afdwingen, het zijn allemaal zaken die strijdig zijn met het Christelijk geloof. en uiteindelijk een bron van conflicten en geweld, van leed en ellende. Maar denk niet dat Christenen vrij zijn van dit Heidense denken. Dat laat ook het verhaal van Paulus vanmorgen zien.
Saul was de Joodse naam van de apostel die bij zijn Romeinse naam Paulus wordt genoemd. Om duidelijk te houden over wie ik het heb gebruik ik voor hem zijn Romeinse naam.
Want zoals Koning Saul David vervolgde vervolgde Paulus de Zoon van David, Jezus van Nazareth, de Christus, de gezalfde de beloofde messias en zoals Koning Saul werd aangesproken door David, “ik heb u in leven gelaten”, zo werd Paulus door de Christus aangesproken, in het Hebreeuws en bij zijn hebreeuwse naam:., “Saul, Saul waarom vervolgt gij mij”. Het verhaal lijkt bekend, Paulus, op weg naar Damascus wordt verblind door een groot licht, hoort Christus en bekeerd zich. Toch zijn de details van het verhaal niet bekend. In het boek Handelingen wordt het verhaal van de bekering drie keer verteld. Eén keer als onderdeel van het verhaal van Lucas en twee keer door Paulus zelf. De eerste keer aan het Sanhedrin, de religieuze regering in Israël, en de tweede keer aan de Romeinse landvoogd Felix en de vazal koning Agrippa die in Ceasarea bij Felix op bezoek kwam. Die drie verhalen verschillen nogal. Het licht wordt steeds groter. In het verhaal dat we vandaag gelezen hebben omstraalde het licht het hele gezelschap, Lucas vertelt dat op dezelfde manier als hij in het Evangelie vertelde hoe de herders in Bethlehem door het licht werden omstraald. Van de blindheid die in het eerste verhaal nog zo’n mooie rol speelde is hier geen sprake.
Ik zei al dat de namen Saul en Paulus worden in het boek Handelingen door elkaar gebruikt. Het was namelijk voor de Joden in het Romeinse Rijk heel gebruikelijk om een Joodse, Hebreeuwse naam te hebben en een Romeinse of Griekse naam daarnaast. Wat dat betreft kennen wij Jezus bij zijn Griekse naam, in het Hebreeuws heette hij eigenlijk Jozua, wat “God bevrijdt” betekent. Paulus zat al een paar jaar gevangen bij de Romeinse stadhouder Felix als daar de opvolger van Koning Herodes, Koning Agrippa op bezoek komt en nieuwsgierig is naar die Joodse gevangene Paulus.
Paulus vertelt nog eens dat hij altijd hard gestudeerd had in de boeken van Mozes en de geschriften van de profeten, en dus als rechtgeaard Joods gelovige de volgelingen van Jezus had vervolgd tot hem op weg naar Damascus een licht was opgegaan en hij ineens inzag dat alles wat die Jezus was overkomen al bij de profeten beschreven was, dus het gevolg van het tot het uiterste volgen van de weg van God.
Paulus was dus een Farizeeër hoorde bij de beweging die het oorspronkelijke Joodse geloof wilde bewaren en praktizeren. Die Farizeeën hadden de Synagogen opgericht om het onderwijs in de Joodse leer veilig te stellen. Paulus was opgeleid tot leraar aan de voeten van Gamaliël een zeer belangrijk geleerde in de Joodse geschiedenis. Deze Gamaliël komt niet alleen in de Handelingen voor, maar ook in de Talmoed. Hij is de eerste die aangesproken wordt met de titel van het hoofd van het Sanhedrin, Rachan.
Maar Paulus blijft niet bij de Farizeeën hij wordt een zeloot, een ijveraar, vertelt hij zelf. De zeloten wilden met geweld de Romeinen verdrijven en een nieuwe onafhankelijke Joodse staat stichten. Wat dat betreft is Paulus net zo in verwarring als koning Saul. De Farizeeën waren in de dagen van Jezus van Nazareth zeer beducht voor een gewelddadige opstand tegen de Romeinen, Jezus was niet voor niets gekruisigd met de beschuldiging dat hij de Koning der Joden had willen worden. Het geloof dat Paulus in de Synagogen wilde laten afzweren was het geloof in de opstanding der doden. Als iedereen dat zou gaan geloven dan was de dood niet langer een afschrikking om in opstand te komen dus moesten die volgelingen van Jezus van Nazareth ophouden met dat geloof te verbreiden. Maar alleen de Sadduceeën geloofden niet in de opstanding der doden, de Farizeeën geloofden nu net daar wel in. Zo streed Paulus op de verkeerde manier tegen de verkeerde partij. Op weg naar Damascus om daar ook het Christendom uit te roeien drong het tot hem door dat geweldloze vorming van eilanden van liefde, waar de Christenen op uit waren, direct aansloot bij wat er in de Hebreeuwse Bijbel stond en dat het lot van Jezus van Nazareth al door de profeten als het lot van de bevrijder, de Messias was voorzegd. Het geloof van en in Jezus van Nazareth zou hem beschermen tegen Joden en Heidenen en het was zijn taak niet de Joodse Christenen te vervolgen maar de Heidenen tot Heidense Christenen te maken. Paulus was geboren in de Turkse plaats Tarsus en was dus een Turkse Jood. Op grond daarvan had hij ook het Romeinse burgerrecht op grond waarvan hij alleen door de Romeinse keizer berecht zou kunnen worden. Uiteindelijk zou hij daar een beroep op doen en zo kon zijn boodschap ook in Rome terecht komen.
De bekering van Paulus is niet een bekering van de ene naar de andere godsdienst. De mensen van de Weg, zoals de Christenen nog werden genoemd, waren oprechte Joden die zich beriepen op de Hebreeuwse Bijbel voor hun geloof in de Messias die het volk van de bezetting door ongelovigen zou bevrijden. Dat die bevrijding zou moeten komen door het bekeren van die ongelovige Heidenen tot gelovige Christenen zou pas later doordringen, dat zou het gevolg zijn van de bekering van Paulus.
Net als Paulus willen we nog al eens vergeten waar we eigenlijk echt vandaan zijn gekomen. Net als Saul willen we ons nog wel eens opstellen zoals in de wereld wordt verwacht dat nette Christenen zich opstellen. Koning Saul roept uiteindelijk uit : Nu weet ik zeker dat jij koning zult worden en dat je het koningschap van Israël vast in handen zult houden. Waarmee hij eigenlijk het Koningschap van David erkent. :Paulus vertelt na zijn verhaal over de bekering op de weg naar Damascus aan koning Agrippa dat hij heeft gedaan wat Christus hem had opgedragen en dat hij in Jeruzalem, in Judea en in het Romeinse Rijk mensen had verteld wat er volgens de Hebreeuwse Bijbel en volgens Jezus van Nazareth van hen werd verwacht. Dat werd ook uiteindelijk de reden waarom hij werd gearresteerd.
De beide verhalen die we vandaag gelezen hebben gaan dus uiteindelijk over vervolgden. David werd vervolgd, Paulus was een vervolger. In beide gevallen greep God in. De liefde van God voor David uitte zich in de weigering van David de wettige Koning der Joden te doden, David bleef Saul liefhebben en zonder de God van Israël is er geen liefde zou Paulus veel later schrijven aan een van de Christelijke gemeenten buiten Israël.. De vervolging van Paulus wordt door God zelf gestuit als Paulus begrijpt dat zijn liefde voor de Joodse godsdienst dezelfde is als Jezus van Nazareth had getoond, als Paulus begrijpt dat hij medestanders vervolgd.
Op weg naar Pasen ligt natuurlijk voor ons de vraag open waar we voor kiezen. Blijven we nette burgers die doen wat in de wereld van ons wordt verwacht of gaan we proberen de wereld een klein beetje te veranderen zodat het Koninkrijk van Jezus van Nazareth nabij komt. Ook onder ons zijn er stromingen die lijken op de Farizeeën uit de tijd van Paulus die zich opsloten in hun synagogen en vooral geen aanstoot wilden geven. Ook bij ons zijn er stromingen die nauw willen samenwerken met de ongelovige heersers en alle tekenen van religie uit de samenleving willen weren. Door dat streven om alle tekenen van religie en individueel geloof uit de samenleving te weren voelen veel Christenen zich in ons land onder druk staan, zo onder druk dat het soms wel een vervolging lijkt.
Maar er zijn ook aanhangers van een christendom dat zegt dat je de naaste lief moet hebben als jezelf als de manier om God lief te hebben boven alles. Die proberen gemeenten te vormen die een licht zijn voor de samenleving als een stad op een berg, die proberen hun leden te steunen als zoutend zout in de samenleving. Daar vindt je de vrijwilligers voor de voedselbanken, daar vindt je de vrijwilligers die zich inzetten in asielzoekerscentra en dezer dagen ook in de gekraakte kerken voor de papierlozen. Daar zijn de bezoekers in de gevangenissen, de werkers in Fair Trade winkels, de schrijvers voor Amnesty International, bezoekers van zieken, ouderen, eenzamen en gehandicapten, mensen die geld inzamelen om onderzoek te laten doen naar zeldzame en ongeneselijke ziekten Ook hier in Zwijndrecht zul je de mensen kunnen terugvinden die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en zich zonder ophouden inzetten voor de minsten in de samenleving. Die zich aansloten bij een Koning als David, een koning die desnoods in een grot moest schuilen maar niet ophield zijn volk tegen roof en uitbuiting te beschermen. Die als Paulus blijven ijveren voor een geweldloze verandering van de samenleving, zodat er een land ontstaat waar slaven bevrijd worden, blinden zien en lammen lopen, waar hongerigen gevoed worden en naakten gekleed.
Zo mogen wij naar Pasen toeleven als we vieren dat de dood niet langer macht over ons heeft, wanneer wij mogen vieren dat er een nieuw leven is aangebroken waar we allemaal deel aan mogen hebben en dat uiteindelijk God zijn tenten op deze aarde zal spannen.
Amen.
Geef een reactie