Lezen: Jesaja 61: 1-9
Lucas 4: 14-21
Gemeente,
De kerk leeft deze weken in de periode van de verschijning van de Heer. Met een deftig woord de epifanie. Elk jaar klinken tussen Nieuwjaar en de 40 dagen voor Pasen verhalen over het eerste optreden van Jezus van Nazareth. Dat begon dit jaar op 6 januari met de komst van de wijzen uit het oosten, vervolgens ging het over de doop in de Jordaan en vorige week was er de bruiloft te Kana. Elk jaar ook horen we die verhalen uit een ander Evangelie. Dit jaar horen we vaak lezen uit het Evangelie naar Lucas, vandaag dus ook. Vandaag gaat het dan over het optreden in de stad waarin Jezus van Nazareth opgroeide, Nazareth.
Nazareth in Galilea wordt er zeer uitdrukkelijk gezegd. In het Grieks staat hier zelfs Nazara, als zinspeling op de bijzondere rol als Nazareër die Jezus van Nazareth gekregen had toen hij werd opgedragen in de Tempel, gezegend door Simeon en Hanna. Nu werd Galilea door de Joden in Jeruzalem spottend het land van de Heidenen genoemd, daar namen ze het niet zo nauw met alle regels die het geloof aan de mensen oplegde. En Nazareth was helemaal een minderwaardig stadje, eigenlijk betekende Nazareth struikgewas, het struikgewas in het land van Heidenen. Als u nu denkt aan struikrovers dan denkt u hetzelfde als menig inwoner van Jeruzalem.
Lucas schrijft zijn Evangelie aan gemeenten van voornamelijk Heidenen. Hij doet verslag hoe in de dagen van Jezus van Nazareth het verhaal uit de Hebreeuwse Bijbel opnieuw ging leven. Jezus van Nazareth wordt door Lucas ook uitdrukkelijk een zoon van de Wet genoemd. Overal sluit het verhaal van Jezus van Nazareth aan bij het verhaal over de Wet, de Tora uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel en bij de boeken van de profeten.
Lucas vertelde de Hebreeuwse Bijbel als het ware weer opnieuw. We denken wel eens dat die vier evangeliën vier keer van hetzelfde is, maar dat is dus zeker niet het geval. Elk Evangelie heeft een eigen verhaal, een eigen verkondiging. Daarom zijn de verhalen uit de vier Evangeliën ook niet uitwisselbaar en moet je ook niet proberen ze aan elkaar te plakken om er een soort historische biografie van te maken. Die pogingen zijn gedoemd om te mislukken.
Lucas probeert vanaf het begin van zijn Evangelie het verhaal van de Hebreeuwse Bijbel opnieuw te vertellen. Dat doet hij in het verhaal van Zacharias en Elisabeth, die net als Abraham en Sara pas op latere leeftijd hun eerste kind kregen, een verhaal waarin ook het lied van Hanna uit het boek 1 Samuël mag klinken. Dat terugkijken in de Hebreeuwse Bijbel gebeurt ook in het verhaal van Jozef en Maria, die niet thuis blijven op hun eigen plaats, zoals Keizer Augustus had voorgeschreven maar op reis gaan naar de plek die al sinds Jozua door God aan hun familie was toegewezen, de akker van David in Behtlehem, de akker waar Ruth en Boaz elkaar gevonden hadden en waar David van achter de schapen was geroepen om tot koning gezalfd te worden.. Johannes de Doper mag vervolgens de rol van wegbereider vertolken die door profeten als Jesaja was aangekondigd en nu klinkt de inhoud van het optreden van Jezus van Nazareth in de synagogen.
Jezus van Nazareth is niet begonnen in de Synagoge van Nazareth. Jezus keerde terug naar Galilea, gesterkt door de Geest hebben we vanmorgen gelezen. Die Geest hij had gekregen bij de doop in de Jordaan, toen de Geest in de vorm van een duif op hem neerdaalde en God sprak dat hij de geliefde zoon was. Na die doop had hij zich eerst teruggetrokken in de woestijn, daar was hij aan het twijfelen gebracht over de manier waarop hij zijn missie zou moeten voltooien, moest dat door macht of door gehoorzaamheid aan de Schrift? Hij koos voor het laatste en ging terug naar Galilea.
Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek staat er dan geschreven. Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. Het verhaal over zijn optreden in de synagoge van Nazareth was dus een soort hoogtepunt, het wordt er door Lucas uitgelicht. Want hier sprak Jezus van Nazareth zijn missie statement uit.: De lezing uit het boek van de profeet Jesaja, de lezing uit Jesaja 61.. Tijd dus om ons af te vragen wat er nu eigenlijk stond in het gedeelte dat werd voorgelezen uit dat boek van de profeet Jesaja.
Het is het begin van wat geleerden noemen het boek van de Trito Jesaja. In het boek van de profeet Jesaja kun je drie gedeelten onderscheiden. Het eerste deel gaat over de periode voor en in het begin van de ballingschap. Het tweede gedeelte, dat van wat ze noemen deutero Jesaja beschrijft de periode van de ballingschap en de tijd dat er uitzicht ontstond op het einde van de ballingschap en Trito Jesaja gaat dan over de tijd van de terugkeer en vlak daarna. Die Trito Jesaja heeft ook de redactie over het boek Jesaja gevoerd en er één boek van gemaakt.
Dit eerste deel van Trito Jesaja wordt ook wel zijn missie statement genoemd en daar hebben we het vanmorgen dus over.
We laten ons voor het verstaan van dit gedeelte gemakkelijk verleiden te blijven haken bij dat genadejaar, het aangename jaar des Heren. Een aangenaam jaar willen we allemaal wel en als het als genade van de God van Israël komt dan moet het wel extra aangenaam zijn. Maar de profeet Jesaja schetst het ontstaan van een complete samenleving. Een samenleving waar gewerkt wordt, maar een samenleving waar niet langer ieder voor zich werkt, maar waar gewerkt wordt voor de minsten in die samenleving. Gevolg van op die manier werken, in de Geest van de God van Israël is dan dat blinden gaan zien, lammen gaan lopen, naakten gekleed worden, hongerigen gevoed worden, dorstigen gelaafd en gevangenen bevrijdt.
En wat we gemakshalve overslaan in onze opsommingen is dat de vreemdelingen werk krijgen, ja dat vreemden het werk gaan doen dat nodig is om al die mooie dingen te bereiken. Dat terwijl bij de zorg voor de armen overal in de Bijbel ook de aandacht voor de vreemdelingen wordt genoemd, zeker de vreemdelingen onder u die bij u werken staat er steeds..
Het is toch altijd weer aardig in de Bijbel beloften over een samenleving met vreemdelingen tegen te komen op een moment dat de spanningen tussen Nederlanders en vreemdelingen steeds weer dreigen op te lopen. Nu door een politicus die zijn afkeer van de Islam tot speerpunt van zijn politiek wil maken. Of hij met die afkeer gelijk heeft kunnen de meeste mensen overigens niet beoordelen omdat ze nu eenmaal weinig weten over de Islam. Wat in elk geval zeker is is dat er in de Islam ook stromingen voorkomen net als in het Christendom.
Eén van die stromingen is het salafisme dat de vestiging van de Islam met geweld predikt. Het is maar een heel kleine minderheid in de Islamitische wereld die daar aanhanger van is. Het beroerde is dat iemand als Geert Wilders alle Islamieten voor Salafisten uitmaakt. In onze samenleving maakt hij zich daarmee tot de meest fanatieke propagandist voor het Salafisme. Tal van jongeren van Islamitische afkomst immers twijfelen over hun identiteit en religie, zoals tal van jongeren van Christelijke afkomst kunnen twijfelen aan de aard van hun Christelijke identiteit. Die Christelijke jongeren vindt je nog wel eens terug op EO jongerendagen en zo, maar die Islamitische jongeren worden verleid om zich aan te sluiten bij Salafistische groepen. En dat is niet zo slim. Ze lopen de kans op ernstige maatschappelijke schade, wie wil immers een ex-gevangene in dienst nemen, maar ook persoonlijke schade als ze zelfmoord zouden plegen door zich op te blazen.
De echte Islam is een heel andere godsdienst waar dit soort praktijken wereldwijd worden veroordeeld. Jesaja vertelt een ander verhaal over de aard van de godsdienst van Israel dan het angst en haatzaaien voor vreemden dat nu in onze samenleving gebeurd. De profeet roept op om met de bevrijding van de armen te beginnen. Dan zullen we “priesters van de Heer” genoemd worden. Dan zal de samenwerking met vreemdelingen ons allemaal tot voordeel strekken. Ook hen zal eeuwige vreugde ten deel vallen zegt de profeet hier.
In het begin van dit stuk wordt ook gesproken over een “genadejaar”, het aangename jaar des Heren, ook wel het jubeljaar genoemd. Dat gaat terug op een oud voorschrift dat eigenlijk nooit in praktijk schijnt te zijn gebracht. Bij de intocht in het beloofde land is het land zorgvuldig verdeeld onder alle families, in het boek Jozua wordt daar nauwkeurig verslag van gedaan. Nu wist men ook wel dat oogsten kunnen mislukken, mensen ziek kunnen worden, verkeerde beslissingen kunnen worden genomen en het wel eens tegen kan zitten in het leven. Er zouden dus families zijn die in de loop van de jaren hun grond zouden kwijt raken en dus geen kansen meer zouden hebben iets voor zichzelf op te bouwen. In de wet van Mozes, in de Tora is daarom het voorschrift te vinden dat elke 50 jaar daarom het land weer moest worden teruggegeven aan de oorspronkelijke familie aan wie het was toegewezen. Gevangenen en slaven zouden worden vrijgelaten en iedereen zou weer opnieuw kunnen beginnen.
Het begin van dat genadejaar, dat aangename jaar des Heren, dat jubeljaar wordt door de Profeet Jesaja aangekondigd. Het aanbreken van dat genadejaar wordt door Jezus van Nazareth opnieuw aangekondigd En het aardige is dat wij vandaag zo’n genadejaar zouden kunnen laten beginnen door de Wet van de Liefde uit te gaan oefenen, heb uw naaste lief als uzelf luidt die Wet, want dat is God liefhebben boven alles.
Jezus van Nazareth leest dus dat stuk van Jesaja voor. Om te begrijpen wat voor de hoorders van die voorlezing een dergelijk missie statement betekent heeft, moeten we de situatie waarin Jesaja leefde en de situatie waarin Jezus van Nazareth leefde in beschouwing nemen. Jesaja leefde in de tijd van de ballingschap. Jeruzalem was verwoest, het volk was weggevoerd. Midden in die ellende begon Jesaja het volk te vertellen dat Jeruzalem opnieuw opgebouwd zou worden en dat de ballingen terug zouden keren en in de dagen van Trito Jesaja gebeurde het ook.. Jezus van Nazareth leefde met het volk Israël onder een Romeinse bezetting en Lucas schreef zijn Evangelie toen de Tempel in Jeruzalem opnieuw verwoest was, nu door de Romeinen. Lucas hield dus zijn volk voor dat het aangename jaar van de God van Israël, dat genadejaar, toch zou aanbreken, ondanks die bezetting, ondanks de verwoesting van de Tempel. Maar hoe dan? Daarvoor moeten we misschien een voorbeeld uit onze eigen dagen eens bezien, het voorbeeld van Nelson Mandela
Toen Nelson Mandela werd vrijgelaten waren er veel mensen bang dat het geweld in Zuid-Afrika tegen de blanken een ongekende omvang zou aannemen. Niets was minder waar. Het was juist aan Nelson Mandela te danken dat er geen burgeroorlog in Zuid Afrika uitbrak. Men begon, met alle problemen van dien, te proberen samen een nieuwe samenleving op te bouwen waar geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen mensen op grond van hun afkomst en waarin iedereen kan meedoen. Een waarheidscommissie onder leiding van de Anglicaanse bisschop Tutu zorgde voor gerechtigheid. Maar het grote van Nelson Mandela is niet zozeer dat hij 30 jaar in gevangenschap heeft gezeten zonder zijn opvattingen te hebben opgegeven, maar dat hij daarna verzoening wist te krijgen met zijn onderdrukkers.
We moeten de Bijbel wel heel goed kennen om te begrijpen dat er in dit verhaal met Jezus van Nazareth net zo iets gebeurt. Jezus van Nazareth onderwijst in de synagogen, leren noemt men dat. Synagogen zijn plaatsen van bijeenkomst in de dorpen en steden buiten Jeruzalem. Ze waren 200 jaar voor de geboorte van Jezus van Nazareth opgezet door de beweging van de Farizeërs om er voor te zorgen dat de kennis van de Joodse Bijbel niet verloren zou gaan door de Griekse, Romeinse en andere heidense invloeden in het land. Ze bestaan tot op de dag van vandaag en je vindt ze overal in de wereld. In Alkmaar mochten we vorig jaar de vreugde van de heropening van de Synagoge beleven. Jezus van Nazareth leest dus in de synagoge van de stad van zijn jeugd uit het boek van de profeet Jesaja. Ook Paulus ging op zijn zendingsreizen naar de Synagogen en als hij daar niet welkom was organiseerde hij bijeenkomsten bij mensen thuis volgens de manier waarop in de Synagogen mensen bij elkaar kwamen. Onze kerkdiensten komen dus voort uit de bijeenkomsten in de Synagogen. Al ging in de Synagogen iedereen voor, elke man van 12 jaar of ouder kreeg een deel van de Hebreeuwse Bijbel te lezen en mocht als hij zich daartoe geroepen voelde er iets over vertellen.
Maar Jezus van Nazareth stopt met het stuk van Jesaja op het punt waar iedereen nog een halve zin zou doorlezen In vers 19 uit de lezing van het Lucasevangelie staat: “om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’ Om in vers 20 door te gaan met: Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. .Maar in Jesaja 61 lezen we in vers 2 om een genadejaar van de HEER uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten” Die dag van wraak voor de God van Israël wordt door Jezus van Nazareth dus niet uitgeroepen.
.In plaats van de opstand uit te roepen tegen de Romeinen door een dag van wraak voor de God van Israël uit te roepen wijst Jezus van Nazareth er op dat er in de geschiedenis van het volk Israel ook momenten waren dat het nodig was om je aan de rand van de samenleving op te houden. In de discussie die volgt op het voorlezen van het gedeelte uit Jesaja wijst Jezus van Nazareth op de profeet Elia van alle weduwen in Israël die het moeilijk hadden tijdens de droogte ging Elia niet naar een weduwe in Israël maar naar een weduwe in Sarfat, net in het buitenland.. Of je kunt je zelfs je bezig te houden met bezettende buitenlanders zoals Elia bij Naäman, de Syrische generaal, had gedaan, die was genezen van zijn melaatsheid.
Het is natuurlijk mooi dat je aandacht en begrip voor de armen vraagt en hen bevrijding belooft, maar gewone dorps en stadsbewoners zijn over het algemeen niet arm.Ze zijn in het verhaal van Jezus van Nazareth wel slachtoffer van een wrede bezetting. Het is in die omstandigheden wel heel erg moeilijk om een samenleving van liefde op te bouwen, de nadruk te leggen op zorg voor elkaar en op delen met elkaar waartoe Jezus van Nazareth zijn dorpsgenoten oproept. Een profeet wordt in zijn eigen stad niet geëerd concludeerd Jezus dan..
Jezus van Nazareth sluit in zijn afwijzen van geweld tegen de Romeinen uitdrukkelijk aan bij opvattingen van profeten als Jeremia, die betoogde dat het niet zoveel zin had tegen machten te vechten waar je het niet van kon winnen maar dat het goede doen en de Liefde betonen, die de Wet van de Liefde vraagt, altijd tot overwinning leidt. We hebben het in onze dagen waar zien worden in Zuid-Afrika al hebben de mensen daar ons medeleven en onze hulp soms ook na de jaren van de omwenteling nog dubbel hard nodig. Niet alleen in geld, of kennis over medicijnen en huisvesting maar ook in voorbeeld van vreedzaam samenleven.
Aan het vreedzaam samenleven wil het ook hier nog wel eens ontbreken, en daar kunnen we allemaal zelf iets doen door vandaag te beginnen naar vrede met elkaar te streven. Dat is het echte goede nieuws voor de armen. Want in vrede bloeit de economie op, als de angst voor geweld is verdwenen krijgen we ruimte om voor elkaar te zorgen, kunnen we weer de stemmen horen van de mensen die langs de weg zijn komen te zitten, hebben we weer tijd om voor voorraad voor de voedselbanken te zorgen.
Zo kunnen we ook onze zorg voor Afghanistan op een goede manier afbouwen. Onze militairen hebben daar geweldig goed werk verricht. Ze waren een voorbeeld voor de hele wereld door veiligheid en opbouw te combineren. Door niet alleen voor maar vooral ook samen met de mensen te werken. Nu komt de tijd een stap verder te zetten en te laten zien dat vrede niet komt door te vechten. Laat Afghanen nu zelf zorgen voor hun veiligheid en help ze met de opbouw van een samenleving waarin iedereen in vrede en veiligheid kan deelnemen en waar men samen kan zorgen voor welvaart voor iedereen. Dat zou opnieuw het goede nieuws voor de armen betekenen.
De notie van het aangename jaar des Heren, het genadejaar, heeft overigens ook vaak in de politiek weerklonken. Na de tweede wereldoorlog hoorde je dat bijvoorbeeld in de Europeese Beweging. Door de samenwerking in Europa zou een herhaling van de beide wereldoorlogen kunnen worden voorkomen en de welvaart in Europa kunnen toenemen. De bevrijding van de armen zou eindelijk gestalte kunnen krijgen. En Europa heeft ons inderdaad een heleboel welvaart gebracht. Maar het land dat overvloeit van melk en honing is niet bereikt. We leven niet in een samenleving waar alle tranen zijn gedroogd, waar lammen lopen, blinden zien en waar iedereen meetelt. We zijn dan ook niet geroepen om partijpolitieke doelen te steunen, we zijn geroepen om naar mensen te kijken en wel met de bril van de richtlijnen voor de menselijke samenleving op, ons opnieuw laten gezeggen door het gebod de naaste lief te hebben als onszelf als de manier om de God van Israël lief te hebben boven alles. We moeten dus al ons handelen stellen in de Geest van God, de Geest van Jezus van Nazareth.
Jesaja wijst op de gelovigen die boomstammen, terebinten, van gerechtigheid kunnen zijn. Niet aflatend blijven ze zien op de treurenden van Sion. Sion is hier de plek waar de Ark van het verbond werd bewaard. In die Ark waren de richtlijnen voor de menselijke samenleving te vinden, de 10 geboden noemen we die, maar geboden zijn het niet zozeer, het zijn richtlijnen die een menselijke samenleving kunnen opleveren. Om die richtlijnen gaat het ons, want wij verkondigen de bevrijding van de armen als het liefhebben van de God van Israël boven alles, boven eigen belang, boven het belang van onze natie, omdat wij de armen in de wereld liefhebben als onszelf. Jezus werd een zoon van de Wet genoemd, hem ging het dus om die nieuwe samenleving, om dat genadejaar, dat aangename jaar des Heren. In navolging van Jezus van Nazareth mag het ons daar ook om gaan. Elke dag opnieuw. Totdat hij komt en God zelf zijn tenten op deze aarde zal spannen en de dood niet meer zal zijn.
Amen
Geef een reactie