Lezen:
Jesaja 61:10-62:3
Lucas 2: 33-40
Gemeente
We zijn gekomen aan de laatste zondag van het jaar. Voor sommigen een beetje een rommelzondag. Met de kerst zijn we al een paar keer extra naar de kerk geweest en zo vlak voor oudejaarsdag, wat valt er nu nog te beleven in de kerk? Na het groot gloria van kerst, met de engelenkoren en rennende herders kan de laatste zondag van het jaar alleen maar tegenvallen. En dan is het tussen kerst en nieuwjaarsdag ook nog de tijd om nostalgisch terug te kijken op het jaar dat voorbijgaat. Wat hebben we het afgelopen jaar beleefd? Hier in de Lindtse Kerk waren ingrijpende gebeurtenissen. Er werd afscheid genomen van dominee Renkema, die kort daarna zelfs ging verhuizen, alleen zijn preken op de internetsite van de gemeente bleven, en het medeleven uit de gemeente is gebleven. Er werd door de kerkenraad een beroepingscommissie gevormd, een profiel geschreven en een advertentie gezet.
Uiteindelijk werd er een beroep uitgebracht, dat inmiddels is aangenomen. En zo is er in het nieuwe jaar een nieuwe predikant voor deze gemeente, dat wordt wennen want er zijn geen twee predikanten gelijk. En hoe zou het gegaan zijn met Simon, Anouk en Anne die afscheid namen van de kindernevendienst en de overstap maakten naar de Brugdienst. Meestal hoor je de namen van de kinderen die overstappen daarna niet meer, heel soms als er iemand is die belijdenis doet, maar dan is die overstap al lang weer vergeten. Misschien moeten Simon, Anouk of Anne eens een berichtje zetten op de facebookpagina van de Lindtse Kerk, daar kun je zomaar vriend op worden want in het afgelopen jaar is gebleken dat ook in de kerken de sociale media steeds belangrijker worden.
We hebben het wel over de laatste zondag van het jaar en over het nieuwe jaar, maar kerkelijk gezien is dat eigenlijk flauwekul. De Bijbel zegt dat voor onze God duizend jaar als 1 dag zijn. En dat we na de kortste dag van het jaar weer naar het licht gaan en daarom eerst feesten en dan een nieuw jaar laten beginnen is van zo’n Heidense oorsprong dat we als Kerk daaraan niet meedoen. Vroeger dacht men immers dat men de boze geesten van het duister met knallen en vuur moest verjagen om weer licht te krijgen. Gelovigen in de God van Israël hadden geleerd dat die God had gesproken over licht en dat zijn woord vlees was geworden. Niks verjagen en opnieuw beginnen. Het nieuwe begint met de verwachting van de bevrijding door de God van Israël. Ons kerkelijk jaar begint dan ook op de eerste zondag van de Advent en loopt uit op die bevrijding. We zijn dus even op weg, maar ja thuis ontkomen we toch niet helemaal aan de jaarwisseling die buiten de kerk wordt gevierd, dus we laten ons in de kerk vanmorgen daar ook maar een beetje door beïnvloeden.
In de Bijbel is terugkijken naar het verleden heel gewoon, maar niet terugkijken om af te rekenen en af te sluiten zoals wij doen rond oud en nieuw. In de Bijbel wordt er teruggekeken om vooruit te komen. Zo keken Jozef en Maria terug naar Jozua. Die had het land verdeeld onder de families van Israël. Ook de familie van David had zo’n stukje land, in Bethlehem lag dat. En de Wet van Mozes was dat elke vijftig jaar iedere familie in Israël het stukje land dat bij de verdeling was toegewezen weer terug zou krijgen. Toen die Keizer in Rome die volkstelling had georganiseerd, en iedereen naar zijn eigen plaats moest, hadden Jozef en Maria teruggekeken naar die geschiedenis en waren niet naar de plaats gegaan die de Keizer had bedoeld, gewoon thuisblijven dus, maar ze waren gegaan naar de plaats die God ooit gegeven had, naar de akker van David in Bethlehem. Daar waren ze door God geteld, want God telt de minsten onder ons, daar hadden ze hun zoon gekregen en door die zoon waren ze bevrijdt van de gevaren van die volkstelling, iemand die op een akker is geboren en in een voederbak moet liggen telt niet mee, ook bij ons niet. En volkstellingen zijn gevaarlijke zaken. David had ooit het volk geteld en prompt was een groot deel gestorven aan een enge ziekte. Als er echt geteld moest worden dan moest men volgens Exodus een extra belasting betalen, want volkstellingen geven de machtigen de gelegenheid belastingen te heffen bij iedereen die meegeteld werd.
Jozef en Maria waren terug blijven kijken. De Wet van Mozes zou bevrijding brengen, daar begin die Wet mee, “ik ben de Heer Uw God die u uit het land Egypte heeft geleid” stond er immers. Zou die God niet zorgen voor de bevrijding van de Romeinse bezetting ook? Misschien, maar je houding moet er één zijn van liefde, van geweldloosheid, van recht en gerechtigheid zegt de Bijbel. Jesaja zegt dan dat je een nieuwe jas moet aantrekken om vooruit te komen. En nieuwe kleren aantrekken doen we vanouds met Kerst en met Pasen.
Het wordt dus misschien ook voor ons tijd dat we een nieuwe jas aantrekken. Niet alleen het kleed van de bevrijding maar ook de mantel van gerechtigheid. En dan niet alleen. Niet alleen het volk dat het wel gelooft. Maar iedereen, alle volken. Want zeg nu zelf, brengt al die oorlog en ellende waarvan we ook in dit jaar weer in overvloed van gehoord en gezien hebben iets goeds voort? Bomaanslagen, vergeldingen, opnieuw troepen zenden, terroristen bestrijden, actie en tegenactie?. Misschien dat je met alle volken samen, in het kader van de Verenigde Naties bijvoorbeeld, ooit nog ergens iets goeds kan voortbrengen. Maar dan moet je het wel echt samen doen. Zolang de een zich beter vindt dan de ander wordt het niks, blijft het oorlog en ellende en actie en tegenactie.
Sion, waarover Jesaja spreekt, is de berg waar de Wet van heb je naaste lief als jezelf werd bewaard. De Heilige Berg waar je tegenop kunt zien, maar waar ook je hulp vandaan kan komen. En vanwege het bestaan van die Wet, vanwege het geloof in de macht van de Liefde die daar vanuit gaat kun je volgens de Bijbel niet zwijgen als er onrecht geschied. Als mensen geen recht wordt gedaan moet en zal dat aan het licht komen. Want het licht van de gerechtigheid komt van de fakkel van de redding. Dat is het visioen dat de profeet Jesaja hier schetst. Wij horen zulke beelden graag. Jesaja is in de kersttijd zeer populair. Bij hem komen de os en de ezel vandaan die bij ons in de stal terecht zijn gekomen. Warme woorden en warme beelden brengt deze profeet. Maar wij vergeten dan de puinhopen waar Jesaja op stond te roepen tegen zijn volk. Hij schetst zijn prachtige samenleving van vrede en recht midden in de ballingschap..Zijn volk bestaat eigenlijk niet meer. Het is in ballingschap weggevoerd.
Heidenen zouden zeggen dat ook zijn God niet meer bestaat Op de berg Sion, waar eens de Tempel stond, groeit immers onkruid. Jeruzalem, dat om die berg heen was gebouwd ligt in puin.. De grote mogendheden met hun afgoden, met hun glitter en praal, regeerden over de aarde.
Ook de ballingen keken naar het verleden en Jesaja hielp ze daar graag bij. De ballingen in Babel konden niet anders dan de verhalen van hun verleden opschrijven. De verhalen over de slavernij en vervolgens de uittocht uit Egypte, de tocht door de woestijn, de ontdekking dat goden van goud, met eigen handen gemaakt, niks te betekenen hadden, maar dat de God die meetrok en Liefde als opdracht had de kans op leven betekende. Die verhalen gaven weer moed. Want als die God op die manier met je meetrekt, trekt die God dan ook niet in ballingschap met je mee? Zal uiteindelijk de Liefde voor je naaste, ja zelfs de liefde voor je vijanden, uiteindelijk niet tot de vrijheid en terugkeer naar Jeruzalem leiden? Dan zal die verwoeste stad weer tot bloei komen. Dan zal het land weer vrucht dragen. Niet door offers en aanbidding zoals de Heidenen geloofden, maar door Liefde tussen mensen. Dan zien niet alleen de volken de vrucht van het gaan met die God, maar ze sluiten zich er zelf ook bij aan. Het verlangen naar de terugkeer naar het eigen land wordt door Jesaja verbonden met de noodzaak terug te keren naar de godsdienst van de God van Israël. Alleen in die godsdienst ligt een toekomst, de toekomst van dat geweldige Koninkrijk waar de God van Israël het voor het zeggen heeft en waar iedereen weer meetelt. Dat is pas een toekomst om naar uit te zien.
In het hart van alle volken staat dan de Wet van eerlijk delen, de wet van houden van je naaste als van jezelf. Dan is er nog maar één Heer, niet alleen in Israël maar op de hele wereld, dan is er niemand die zich meer acht dan een ander. Het mooiste van dit visioen van Jesaja is dat het al lang geleden begonnen is en wij ons er vandaag nog bij aan kunnen sluiten zodat het ook onze toekomst wordt. Er is niks moeilijks aan, het gaat gemakkelijk als het aantrekken van een nieuwe jas.
De beweging van Jezus van Nazareth is dan ook niet zomaar uit de lucht komen vallen. Al in de dagen dat hij geboren werd waren er velen in Israël die de komst van een bevrijder verwachten. Het was Maria die er over gezongen had toen ze pas zwanger was.: “Machtigen zal hij van de troon stoten” Dat was het oude lied van de moeder van Samuël. Samuël was de profeet die David had gezalfd op diezelfde akker in Bethlehem. Er waren in de dagen van Maria in Israël ook al de nodige opstandjes geweest en er liepen regelmatig mensen rond die zich uitgaven voor de beloofde Messias. Maar het geweld dat zij gebruikten leidde alleen maar tot dood en verderf en een nog strengere bezetting. Mensen met gelijke verwachtingen en overtuigingen zochten elkaar ondertussen op en probeerden een andere manier. Uit opgravingen na de Tweede Wereldoorlog weten we dat mensen de bestaande samenleving verlieten en in de woestijn in communes gingen wonen, afgezonderd van de wereld een eigen nieuwe wereld scheppen. Ook over Johannes de Doper vertelde Lucas al eerder dat hij in de woestijn ging wonen.
Over Simeon, waarover wordt verteld in het verhaal die aan de lezing van vandaag vooraf gaat en over Hanna, waar we vandaag over lezen, wordt juist uitdrukkelijk verteld dat ze in de Tempel in Jeruzalem verbleven. Dat is de plaats waar zij de Messias verwachten en zij herkennen in het kind, dat op de akker van David in Bethlehem geboren was, de beloofde bevrijder van Israël.
Daarom ook vertelde Hanna aan allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem over dit kind. Er was dus een groep mensen waar Hanna bij hoorde en die door Lucas nog werd gekend en bekend werd veronderstelt toen hij zijn verhaal opschreef. Van die groep weten we verder eigenlijk niets. Ze zullen geraakt zijn door de boodschap van Johannes de Doper. Over hem wordt verteld dat heel het volk zich liet dopen en veel later komt men tot ver in het Romeinse Rijk nog volgelingen van Johannes tegen. Over die Hanna weten we verder ook niet zoveel. Ze was uit de stam van de gezegenden staat er. Aser dat betekent gezegende. Aser was één van de tien stammen die na de ballingschap als zelfstandige stam niet meer was teruggekeerd. Hanna was de dochter van “het gelaat van God “, want dat betekent de naam Fanuël, haar eigen naam betekent “genade”. Ze was profetes en weduwe van beroep. Dat laatste klinkt hard maar de vermelding van haar leeftijd en haar naar verhouding korte huwelijk staan er niet voor niets. De familie van haar man had voor haar moeten zorgen, daar had een man gevonden moeten worden die haar had willen trouwen. In de oude wetten van Mozes staat precies hoe ze dat hadden moeten doen. Ze hadden een voorbeeld kunnen nemen aan Boaz, de grootvader van David die op diezelfde akker de weduwe Ruth had leren kennen en haar tot vrouw nam in gehoorzaamheid aan de Wet van Mozes. Maar in een paar woorden weet Lucas ons te vertellen dat die wetten voor die familie niets te betekenen hadden gehad en dat de wet van Mozes haar in elk geval geen bescherming had geboden.
Nu maakte ze kennis met jonge mensen die alle risico’s genomen hadden met het wel weer gaan leven of de Wet van Mozes nog steeds de geldende wet in Israël was. Die op de achtste dag staat er naar de Tempel gingen om daar te doen wat de Wet van hen had gevraagd. Hun zoon laten besnijden en als eerstgeborene aan God wijden, oefenen in delen door een offer te brengen, een offer dat gedeeld kon worden met de armen, de weduwe en de wezen. Op de achtste dag, niet op de eerste dag van de week want de achtste dag was de dag om een feest af te sluiten, de eerste dag een dag om een feest te beginnen. En hier werd op de achtste dag het feest van de geboorte afgesloten, wat volgde was de opvoeding en het opgroeien en dat is niet altijd een feest. Die eerste dag van een nieuw feest zou pas komen met de opstanding, met Pasen. Op die manier wijst zelfs dit gebeuren in de Tempel in Jeruzalem vooruit naar Pasen want na die eerste dag gingen de leerlingen van Jezus dag in dag uit naar de Tempel schrijft Lucas op het eind van zijn Evangelie, dan is de cirkel dus rond.
Van de houding van Jozef en Maria mocht Hanna dus bevrijding uit haar benarde situatie verwachten. Dat zou ook de bevrijding van Jeruzalem dichterbij brengen. Want Jeruzalem was nu eenmaal de stad waar die oude Wet bewaard werd. Waar mensen naar toe kwamen om zich rond die wet te scharen en door met elkaar een maaltijd te delen weer te oefenen in de betekenis van die Wet, heb uw naaste lief als uzelf. Daarom is de toepassing van de wet zoals Maria en Jozef dat hadden gedaan van belang voor de hele bewoonde wereld. Bevrijding van Jeruzalem betekende voor Hanna dat die Wet weer tot gelding gebracht zou worden. Daar was die nieuwe koning uit het geslacht van David voor geboren, daar was de gezalfde, de messias, de christus, voor op aarde gekomen. Die boodschap ging ze brengen aan de groep waar ze bij hoorde, tegenwoordig zouden we zeggen dat ze het heil van Christus verkondigde in haar gemeente, de vrouwelijke predikanten beginnen direct na het kerstfeest te preken.
Zo mogen wij ons ook voegen in dit verhaal. Weer oog en oor krijgen voor de weduwe, zorgen voor mensen die lang afhankelijk zijn van hulp en bijstand, zorgen dat mensen weer zelf verder kunnen. Door terug te kijken in het verhaal zoals dat in de Bijbel wordt verteld kunnen wij het nieuwe jaar in. In onze dagen betekent dat ook zorgen voor de papierlozen, mensen die tussen de wal en het schip van staten en regeringen vallen. Wij mogen er voor zorgen dat de Wet van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf weer in het middelpunt van de wereld komt te staan. Wij hebben uit dat verhaal begrepen dat we allemaal kinderen van God zijn, allemaal broeders en zusters. Een familie dus die voor elkaar mag zorgen, zodat iedereen er bescherming door kan genieten en iedereen weer meetelt. Daar mogen wij vandaag weer mee beginnen. Dat mogen we een heel jaar volhouden, terugkijken om vooruit te komen, een heel nieuw jaar lang en van dat nieuwe jaar elke dag opnieuw, elke dag opnieuw beginnen. Veel heil en zegen dus voor het nieuwe jaar.
Amen
Geef een reactie