Lezen : Ruth 1:1-2:2
Handelingen 2:1-24
Gemeente,
Het is een feest met Pinksteren. De lente is echt doorgebroken en vanaf Hemelvaartsdag gaan we er op uit. Zeker vandaag de Tweede Pinksterdag is een uitgelezen dag om duin en strandwandelingen te maken, om te genieten van de natuur. De bollen hier rond Julianadorp zijn nog niet gekopt en we genieten van alle kleuren, we waaien even door en waaien even uit. Dat uitwaaien maakt het weer fris in ons hoofd, zo kunnen we er de komende tijd weer tegenaan. Want dit is het laatste hoogfeest van de kerk voor de Kerst. Volgende week nog even het feest van de drie-eenheid en voor de Rooms-Katholieken op 15 augustus nog Maria Hemelvaart maar die feesten halen het niet bij Kerst, Pasen en Pinksteren. En dat Pinksterfeest hebben we dan te danken aan de uitstorting van de Heilige Geest. Toen werd iedereen die dat wilde gedoopt en brak het Christendom door als een zelfstandige beweging met een eigen organisatie.. Zo beleven we dat tenminste vaak en daarom noemen we het Pinksterfeest ook wel de verjaardag van de kerk.
Voor de apostelen was het een ander feest. Natuurlijk, het was feest, het Wekenfeest, een heel oud feest in Israël. Zeven weken na de Pesach, het feest van de bevrijding uit Egypte was er de Tarweoogst die aanleiding gaf tot een feest. Op Pesach was de gersteoogst geweest die ook werd gevierd en konden de armen hun gerstebrood weer eten, met het Wekenfeest was ook de Tarweoogst gereed en wist het volk zeker dat er voor de rest van het jaar te eten was. Het waren oogstfeesten, maar geen religieuze natuurfeesten. De godsdienst van Israël dankte God voor hetgeen ontvangen werd maar benadrukte dat het er om gaat wat je dan met je oogst doet. Bij Pesach ging het om de bevrijding uit de slavernij, de bevrijding van de dood. In het Wekenfeest werd ook herdacht dat God in de Sinaï het volk de Wet had gegeven die het volk een volk van vrede, recht en welvaart zou kunnen maken.
In Jeruzalem werd ook het Wekenfeest uitbundig gevierd. Daar kwamen de mensen bij elkaar die nog de oude wetten uit de Hebreeuwse Bijbel kenden. In het boek Deuteronomium staat het voorschrift dat bij die oogstfeesten als Pesach, het Wekenfeest en in het najaar het Loofhuttenfeest het volk moest optrekken naar het Heiligdom van de God van Israël. Daar moest een maaltijd worden gehouden van de oogst met de dienaren van de Tempel, de familie, de slaven en de knechten, maar ook met de armen en de vreemdelingen in hun midden.
Daarom waren uit alle hoeken en gaten van het Romeinse Rijk mensen naar Jeruzalem gekomen. Voor hen had het oude boek Deuteronomium bijzondere bepalingen. Je kunt een tiende van de oogst niet onder je arm van ver meenemen, het zou bedorven zijn als je aankwam. Volgens de oude bepalingen hadden de mensen van ver thuis zoveel graan en wijn verkocht als ze nodig zouden hebben voor die maaltijd en in Jeruzalem kochten ze van de opbrengst opnieuw graan, wijn en vee om die feestmaaltijd te kunnen houden. Het was een drukte van belang. Voor de inwoners van Jeruzalem waren die voorschriften ook een belangrijk economisch gegeven. De voorhof van de Tempel was een centrum van handel geworden en voor ontmoeting en samen vieren was eigenlijk geen plaats meer, daar werden bovenwoningen voor verhuurd. Jezus van Nazareth had nog eens geprobeerd de voorhof van de Tempel schoon te vegen van al die economische belangen maar dat was niet echt gelukt. Ook hij had de Pesachmaaltijd ergens in een bovenzaal in Jeruzalem moeten houden.
In zo’n huis ergens in Jeruzalem was een relatief kleine groep mensen bijeen. Zo’n 120 mannen en vrouwen hadden zich daar sinds het Pesachfeest verzameld. Hun leider en inspirator Jezus van Nazareth was op de vooravond van Pesach ter dood gebracht door de Romeinen, op verzoek van de religieuze leiders. De leden van de groep waren keer op keer naar de Tempel geweest om daar te bidden, ze hadden ook samen ervaringen gehad waardoor ze tegen elkaar gezegd hadden dat die Jezus van Nazareth eigenlijk nog leefde en levend was opgegaan naar de God van Israël in de hemel, waar dat ook zou mogen zijn. Dat die Jezus van Nazareth de dood had overwonnen stond voor hen vast, hij was de Messias die het volk zou bevrijden van de onderdrukking.
Tijdens het Wekenfeest werd het boek Ruth gelezen. In Joodse synagogen doet men dat nog steeds. Het is het boek over liefde tussen mensen maar ook over liefde voor mensen. Mensen die alles verloren hebben maar die door de liefde weer een nieuwe toekomst en een nieuw leven hadden weten te vinden. Een bijzonder boek. Een boek waaruit je kunt leren hoe je met de Wet van God moet omgaan. In het boek Deuteronomium staat dat niemand uit het volk van Moab toegelaten mag worden tot het volk van Israël. Tijdens de tocht door de woestijn had Moab geweigerd het dorstige volk Israël te drinken te geven en was tegen het volk in het geweer gekomen, een daad die zeer wordt verworpen in de Bijbel. Maar als Elimelech en Noömi met hun zonen vanwege een hongersnood naar Moab vluchten worden ze daar gastvrij opgenomen, zo gastvrij dat hun zonen zelfs met de dochters van Moab mogen trouwen. Het tegendeel van wat van Moab werd verwacht, maar in overeenstemming met het gebod je naaste lief te hebben als jezelf.
Geen wonder dat juist op het hoogtepunt van dat Wekenfeest, dat wij als Pinksteren kennen, die groep volgelingen van Jezus van Nazareth door kreeg dat ze iedereen mochten en konden betrekken bij de nieuwe manier van leven die ze hadden leren kennen door Jezus van Nazareth. Ze hadden immers zijn Geest gekregen en mochten in zijn Geest iedereen mee nemen in een nieuw leven van liefde voor mensen, voor de minsten allereerst. De maaltijd die bij het Wekenfeest hoorde was daarvan ook het teken, een maaltijd met de Levieten, de familie, de knechten, de slaven en met de vreemdelingen die bij hen waren. Want had Jezus van Nazareth niet bij het breken van het brood en het delen van de beker gezegd dat ze dat zouden moeten doen tot zijn gedachtenis? Dat was de maaltijd voor het feest van Pesach, nu mochten ze het Wekenfeest zelf vieren in zijn gedachtenis. Ze raakten er zo opgewonden van dat het leek alsof er tongen als van vuur op hun hoofden stonden, de wind van opwinding raasde door het huis en gooide de deuren en ramen open. Daar moest iedereen van horen en ze renden naar buiten om het woord te nemen.
Nu is het niet goed te doen om van 120 mensen te vertellen wat ze allemaal deden op dat moment. De schrijver van de Handelingen beperkt zich daarom maar even tot de meest bekende, Simon, die de bijnaam Petrus had gekregen. Hij hield een mooie toespraak. Maar maakte die veel indruk? Welnee het leek wel of hij en al die andere lui dronken waren. Het meest verbijsterd waren de mensen over het feit dat ze snapten waar het over ging. Ze kwamen uit de meest uiteenlopende culturen met de meest uiteenlopende talen. Dat oude Hebreeuws kende bijna niemand meer en dat oud Perzische Aramees dat de mensen in Jeruzalem spraken was ook al niet altijd echt goed te volgen. De Joden die al generaties in het buitenland woonden hadden hun Hebreeuwse Bijbel in het Grieks laten vertalen om nog een beetje bij te blijven en nu was er een Galileër, zo iemand met nog een vreemder Aramees dialect die ze glas helder kon uitleggen waar het in hun eigen godsdienst eigenlijk om ging. Hoe de Messias, de bevrijder van Israël zo te volgen dat een wereldmacht geen invloed meer zou hebben op jouw volk, dat alle macht van die wereldheersers zou verdwijnen.
Die maaltijd bij de Tempel, dat delen met de armen en zorgen voor de minsten, waren bij uitstek wapens waarmee je de meest wrede bezetter zou kunnen verslaan. Je moest je oude leven van angst voor de dood, van eigenwaan en zelfzucht afspoelen en een nieuw leven beginnen zonder angst voor de dood, zonder angst voor wie ook en onbaatzuchtig zorgen voor de zwaksten in je samenleving, een gemeenschap van liefde stichten waar ook ter wereld. Je deed ook in de ogen van de bezetter daarmee nooit wat verkeerds, dat was het sterke er aan. Ook het oude Joodse geloof werd niet verloren, je hield je nog steeds aan de Tora, de wet uit de Hebreeuwse Bijbel maar dan vooral in de samenvatting van Heb uw naaste lief als uzelf. Het boek van de Handelingen is geschreven na de verwoesting van de Tempel. Duidelijk wordt hier dat de maaltijd waar Deuteronomium over spreekt elke dag opnieuw door de gemeente gevierd kan worden, om Jezus van Nazareth te gedenken in de zorg voor elkaar, de zorg voor de minsten in de samenleving en de bevrijding van de armen.
Geen wonder dat van al die mensen daar in Jeruzalem zich duizenden lieten dopen op die eerste dag. Dat wonder zijn we dan ook een beetje vergeten. Natuurlijk kennen we het Pinksterfeest als het feest van de vreemde namen. De Pamphiliërs kunnen wij niet meer thuisbrengen. Maar het waren de mensen uit de landen rond de Middellandse zee die er bij wilden gaan horen. Joden en Jodengenoten staat er. Jodengenoten waren mensen die eigenlijk Jood wilden worden, mensen die net als Ruth zeiden dat de God van Israël hun God was. Jood worden was niet gemakkelijk maar het kon wel, na een lange weg. Al op de eerste dag dat de beweging van Jezus van Nazareth, die de beweging van de Weg zou worden genoemd, naar buiten trad werden ook de Jodengenoten er bij betrokken.
Wij noemen die bewoners van rond de Middellandse Zee vandaag de Turken en de Marokanen, Egyptenaren, Kretenzen, Tunesiërs en Algerijnen, Spanjaarden en Fransen, Italianen, Joegoeslaven en Grieken, Palestijnen en Joden. Uit al die landen en misschien uit nog veel meer, waren mensen naar Jeruzalem gekomen om de plichten van de oude godsdienst van Israël te vervullen. Uit al die landen waren mensen bereid een nieuwe gemeenschap te gaan vormen die de wereldmacht van Romeinse Keizers zou kunnen weerstaan en bevrijding zou brengen voor al die mensen die door die wereldmacht werden uitgebuit en onderdrukt.
Als Ruth, de Moabitische, de stammoeder van het geslacht van David kon worden hoewel er in Deuteronomium stond dat geen Moabiet ooit opgenomen mocht worden in Israël dan konden zeker deze Joden en Jodengenoten een nieuwe gemeenschap vormen in de Geest van Jezus van Nazareth, de Geest van de God van Israël, de Geest die ooit Noömi, Ruth en Boaz voor elkaar had laten zorgen. Zo zorgden zij voor elkaar, zo werden zij daar op die eerste Pinksterdag het voorbeeld voor al die volgelingen van Jezus van Nazareth die overal gemeenschappen vormen om te zorgen voor elkaar maar ook om de wereld te laten zien dat de zorg voor de minsten in de samenleving voorop hoort te staan, dat samen maaltijd houden met de armen en de vreemdelingen de enige weg is om vrede te krijgen in de samenleving om dat dan pas de Geest van God over ons allemaal vaardig kan worden.
Die vrede, die gemeenschap is een feest waard, een feest dat we elk jaar kunnen vieren, een feest waarvan we elke zondag mogen horen en een feest dat we elke dag opnieuw in praktijk mogen brengen. Daarom is er in Noord Holland morgen ook sprake van Pinksterdrie
Amen
Preek voor 28 mei, 2e Pinksterdag, in de duinen bij Julianadorp
28 mei 2012 Door basalkmaar
Geef een reactie