Lezen : Rechters 5
Marcus 13: 24-37
Gemeente,
Het is een beetje merkwaardig. Het verhaal uit het boek Rechters wordt gelezen omdat het de alternatieve lezing is voor de kindernevendienst en de kinderen hebben inmiddels de kerk verlaten. Maar we mogen kinderen uitleggen wat er in de Bijbel staat en daar hoort ook het boek Rechters bij. En in de vier weken van de advent worden een aantal verhalen uit het boek Rechters gelezen. Een paar jaar geleden heb ik een aantal commentaren geschreven op het boek Rechters, dag voor dag en pericoop voor pericoop, die commentaren zijn ook in boekvorm verschenen, dus het was voor mij bij de voorbereiding van vandaag niet al te moeilijk al roept het boek Rechters bij heel veel geleerden de nodige vragen op. Maar waarom juist dit verhaal over het overwinningslied van Deborah en Barak bij de eerste advent is gezet blijft natuurlijk wel een vraag. Het project waarmee de kinderen de Advent doorgaan heet “Op zoek naar de Koning” en Deborah en Barak zijn geen koningen, integendeel, hoewel het lied van Deborah natuurlijk wel een overwinningslied is, een lied over de overwinning op de koningen van Kanaaän. Er zijn geleerden die zeggen dat het lied van Deborah en Barak het oudste stuk uit de Bijbel is. Al het andere is later opgeschreven, maar dit lied was zo populair dat het de eeuwen heeft doorstaan De Bijbel is in een eeuwenlang proces ontstaan. Bijbel betekent dan ook bibliotheek en zoals een verzamelaar gedurende lange tijd zijn meest kostbare boeken bijeen zoekt, zo hebben ook de gelovigen van Israel en later van de kerk hun boeken bijeengezocht en daar een aantal eeuwen over gedaan. Dat alles begon met dit lied van Deborah. Een lied dat gaat over de Wet die in de woestijn aan het volk gegeven werd. Iedere keer als het volk er vanaf week kregen de vijanden voet aan de grond, maar iedere keer als de Wet werd gevolgd, de Wet van “heb je naaste lief als jezelf”, werd het volk onverslaanbaar. De laatste generaal die het in het verhaal van Deborah probeerde was Sisera met zijn strijdwagens. Die strijdwagens liepen vast in de regen en de modder net als ooit de strijdwagens van de Farao, toen het volk door de Rode Zee trok. Ook toen klonk aan het eind van de strijd een vrouwenlied ter overwinning, het lied van Mirjam de zuster van Mozes. Met het lied van Deborah wordt ook dit verhaal een verhaal van bevrijding. Bevrijding van onderdrukking en slavernij en zonder de persoon van Deborah had dat niet gekund zegt het lied. Ook nu nog klinken er liederen van bevrijding. Huub Oosterhuis heeft er honderden geschreven, maar ook vrouwen mengen zich in het koor, denk maar aan het lied van Hanna, dat door Maria de moeder van Jezus werd nagezongen, en in de kerken zingen we uit de bundel Eva’s lied en uit die bundel zal ook in het nieuwe liedboek volgend jaar het nodige te vinden zijn.. Al zingende leren we in elk geval goed naar vrouwen te luisteren en hen niet zoals in veel kerken de mond te snoeren. Barak en Deborah leerden ons dat vrouwen ons ook in de strijd kunnen voorgaan en zonder Deborah was het waarachtig niet gegaan. Van alle liederen en verhalen die in de vroegste tijden zijn ontstaan hield haar lied het, als getuigenis van geloof, het langste vol. Soms vraagt een volk leiderschap. Er wordt leiderschap gevraagd van Deborah, de rechter. Haar kenden ze want zij sprak recht als mensen haar rechtsgeschillen voorlegde. Zij zat onder een boom waar mensen haar hun geschillen voorlegden, zij was de vrouw onder de boom. Eerlijkheid en onafhankelijkheid waren kennelijk de eigenschappen die men zocht in een leider. En onafhankelijkheid betekend in dit geval dat ook de armen tot hun recht komen, recht gedaan worden. Want dienen we niet voortdurend oog te hebben voor de armen, voor de mensen die in nood zijn? Een cultuur van ieder voor zich helpt niet om de zwaksten te helpen. Ook dat laat het boek Rechters ons zien. Wat dat betreft mogen we in onze samenleving wel goed uitkijken met het afschaffen van de zorg voor arbeidsongeschikten, zieken en ouderen. Steeds weer verschijnen er cijfers waaruit blijkt dat arbeidsongeschikten steeds vaker werkloos blijven, afschaffen van de beschermde arbeidsplaatsen voor gehandicapten kan daarop toch niet het antwoord zijn. Tijd voor een Nederlandse Deborah die ons aanvuurt de Wet-van-je-naaste-liefhebben-als-jezelf voortdurend te blijven onderhouden. Een samenleving die de regels afschaft die de zwaksten beschermen wordt een samenleving van chaos en geweld, dat is ook een verhaal dat in het boek Rechters wordt verteld. Het overwinningslied van Deborah en Barak is onverwacht hard voor de stammen van Israël die het volk Israel niet te hulp kwamen toen het volk bedreigd werd door Sisera en zijn leger. Het zijn de stammen Ruben en de stammen van het overjordaanse Dan en Aser die met name genoemd worden. Van Ruben wordt gezegd dat die maar bleef overleggen. Ruben was de eerstgeborene van Israël, van Ruben zou je leiding mogen verwachten, maar Ruben had vroeger al Jozef niet kunnen beschermen tegen de slavernij. In het Hebreeuws staan er wat woordspelingen die in de vertaling verloren gaan. In de kanttekeningen bij de Statenvertaling wordt er over verteld. Ruben was de stam van veehouders en de stallen waren zo gebouwd dat je door de rijen met koeien heen kon lopen om ze links en rechts te voeren. Zo links en rechts zonder een keuze te maken bleef Ruben bezig toen het er op aan kwam een heldere keuze te maken voor de slachtoffers van plundering en roof. Vanuit een mannelijk perspectief is het blijven overleggen van Ruben niet helemaal onbegrijpelijk. Het zijn immers de vrouwen die oproepen tot de strijd. Het is Deborah die Barak aanstelt als legeraanvoerder maar zelf blijft controleren of de strijd verloopt zoals bedoeld is. Het is uiteindelijk Jaël, opnieuw een vrouw, die haar vrouwelijke eigenschappen in de strijd werpt om de vijandelijke generaal Sisera een pin door het hoofd te jagen en daarmee de overwinning te behalen. Mannen zien vrouwen altijd als het zwakke geslacht en hoe mannelijk de Bijbel ook kan overkomen, de Bijbel bestrijdt dat mannelijke vooroordeel door op tal van plaatsen vrouwen voorop te stellen in verhalen van bevrijding. Van Eva zal het nageslacht de kop van de slang vermorzelen, Mirjam laat Mozes leven in het biezen kistje, Hanna draagt Samuël op aan de Heer, Esther haalt de wetten van Meden en Perzen omver, Maria zal straks het Kerstverhaal openen met haar verhaal over machtigen die van de van de troon gestoten worden en Maria van Magdala is de eerste die de opgestane Heer zal zien. Hier is het Deborah die een eeuwigheid zal regeren, 40 jaar is in de Bijbel immers de tijd van de volmaaktheid. Maar angst blijft velen tegenhouden, in de dagen van Deborah en Barak evengoed als in onze dagen. Altijd verwachten mensen het ergste. Onze economische problemen worden volgens commentatoren veroorzaakt niet omdat het nu zo slecht gaat maar omdat mensen bang zijn dat het de komende tijd slecht zal gaan. Consumentenvertrouwen en productentenvertrouwen daalt al enige tijd. Nu is angst altijd een slechte raadgever. In de Bijbel staat wel 48 keer de raad : Vrees niet. We kennen dat het meest uitgesproken uit het Kerstverhaal van Lucas als de engel het tegen de herders zegt die in het veld bij hun kudden de wacht houden. Ook het gedeelte dat we vandaag uit het Evangelie naar Marcus hebben gelezen begint met de angst van veel mensen onder woorden te brengen. De zon zal verduisterd worden en de maan zal geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen. Uit de Middeleeuwen is bekend dat zonsverduisteringen grote paniek konden veroorzaken. Tegenwoordig weten we maanden van tevoren wanneer waar op aarde een zonsverduistering of een maansverduistering zal plaatsvinden. En de plekken met zonsverduistering worden voor de duur van de verduistering toeristische trekpleisters. In augustus blijven we met z’n allen wakker om in de nacht op de camping naar de Pleiadenregen te kijken. Maar in de dagen dat Marcus zijn Evangelie schreef waren dergelijke natuurverschijnselen zeer beangstigend. En voorafgaand aan het eind van de geschiedenis wordt het leven zeer beangstigend, het idee dat alles zal ophouden. Het antwoord van het Evangelie op die angst en de vraag van wat dan verder is een blijde boodschap. De Mensenzoon zal komen op de wolken om de uitverkorenen bijeen te brengen uit alle windstreken, te verzamelen staat er alsof er mensen geoogst worden van de uiteinden van de wereld. Mensen die het einde van de geschiedenis als een serieuze mogelijkheid willen aanvaarden en oproepen er in het dagelijks leven rekening mee te houden, worden in het algemeen onheilsprofeten genoemd. Maar waarom onheilsprofeten? Dat de geschiedenis een einde zal kennen is niet onlogisch, alles wat een begin heeft zal ook een einde kennen en alleen onze God is zonder begin en dus zonder einde. Voor ons valt juist de komst van het heil samen met de komst van de Mensenzoon en niet het onheil. Dan immers komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en zal God zelf zijn tenten op deze aarde spannen, dan immers zullen alle tranen gedroogd zijn en zal de dood niet langer heersen. Het visioen van die nieuwe hemel en nieuwe aarde is een geweldig visioen, met gouden straten, een zee die de doden teruggeeft, een maaltijd waar iedereen aan mee mag doen en waar eten genoeg is voor alle mensen op de wereld, waar geen dood meer is en geen oorlog en geweld, waar de leeuw en het lam samen zullen weiden. Wie die verwachting koestert is dus geen onheilsprofeet maar een boodschapper van het heil, dat komt, dat zal er zeker zijn. Dat is de ultime Adventsverwachting, de verwachting in de periode dat de verwachting uitgaat naar de Messias, de bevrijder der armen zoals Lucas hem noemt. Ook onze Advent is in de kerkelijke traditie eerder een periode waarin we de Messias verwachten dan dat we op weg zijn naar een kindje in Bethlehem, onze Advent eindigt dan ook eigenlijk niet met het Kerstfeest maar met de Epifanie, het feest van de verschijning van de Kyrios, vertaald met Heer, maar ook de aanduiding voor de Keizer of de Koning. We hebben in de kerk misschien het beeld van de bevrijder wat al te gemakkelijk vergeestelijkt. Jezus van Nazareth heet bij ons de Christus en dat woord komt nergens anders in ons spraakgebruik voor. Als we zeggen dat we wachten op een nieuwe Koning dan gaan de gedachten eerst uit naar Willem Alexander die als Willem de Vierde onze koning hoopt te worden. Maar Christus is de Griekse vertaling van Messias, de gezalfde bevrijder. Die Hebreeuwse Messias zou een afstammeling zijn van Koning David en het volk bevrijden van vreemde overheersing, hij zou de gezalfde van God zijn waar het volk al eeuwen naar uitkijkt. De Christus is dus een Koning zoals wij Koningen kennen, maar een Koning die recht spreekt en met dat rechtspreken mensen tot hun recht laat komen, een Koning die boven de partijen staat en de Wet van Heb uw naaste lief als Uzelf toepast. Een Koning dus die de armen zal bevrijden van onderdrukking en onrecht. Het beeld van de Mensenzoon heeft Marcus ontleend aan het boek van de profeet Daniël. Daar is de Mensenzoon de Koning van het volk der lijdenden die op de troon wordt gezet en dan de schapen van de bokken mag scheiden, door over hen te oordelen . Die Mensenzoon brengt de lijdenden bijeen uit alle volken van de aarde en voor ons is dat ook goed om te weten. Die Mensenzoon had zelf ook geleden en hoorde daardoor bij dat volk. Het verhaal van vandaag is in het Evangelie van Marcus dan ook de inleiding op het lijdensverhaal, het centrale en meest uitgebreide gedeelte van het Evangelie naar Marcus. Het gemeenschappelijk leesrooster dat in veel kerken wordt gebruikt bij het kiezen van de zondagse lezingen begint vandaag met de lezingen uit Marcus. Het hele jaar zult u veel uit Marcus horen lezen en het zal u misschien gaan opvallen dat alles in het Evangelie naar Marcus wijst op het lijden en opstaan van Jezus van Nazareth. Maar ook in Matteüs 25 kom je het beeld van de Mensenzoon tegen. De vraag die opgesloten zit in het beeld van de Mensenzoon is welke kant je zelf kiest. Wil je horen bij de lijdenden of wil je horen bij de onverschilligen, de vrienden van Ruben, Dan of Aser, of zelfs bij de opvreters en uitbuiters, de Koningen van Kanaaän. Matteüs werkt dit beeld uit in de vraag wanneer we de hongerigen te eten geven, de dorstigen te drinken, de naakten kleden, de zieken verzorgen en de gevangenen bezoeken. Marcus beperkt zich tot de vraag of we kunnen weten wanneer het zal gebeuren. Die vraag wordt in het verhaal van Marcus gesteld door Petrus, Jacobus, Johannes en Andreas, voorafgaand aan het gedeelte dat we vanmorgen gelezen hebben. En natuurlijk weten we wanneer het zal gebeuren zegt Marcus ons, Jezus van Nazareth zegt dan: kijk maar naar buiten, kijk maar naar de bomen die hun bladeren hebben verloren. Blijft dat zo? Blijven de takken aan de bomen kaal? Nee natuurlijk niet, er komt na de winter een lente en zodra de takken van de bomen weer gaan uitlopen en het jonge groen verschijnt weten we zeker dat er ook een zomer zal volgen op de lente. Kunnen we dan uitrekenen wanneer de lente verschijnt? Toen ik vanmorgen hierheen reed hoorde ik op de radio nog een deel van het programma Vroege Vogels, daarheen bellen mensen op om natuurverschijnselen door te geven. We weten wanneer de herfst begint, de winter een aanvang neemt, de lente komt en het zomer wordt. Maar geen twee jaar achtereen vallen natuurverschijnselen op dezelfde dag. Elk seizoen weer verschilt de dag waarop trekvogels vertrekken en terugkeren, wanneer bloemen gaan bloeien en bomen gaan uitbotten. Zo weet niemand dag en plaats van het einde van de geschiedenis, wie beweert dag en uur te weten en te kunnen voorspellen die liegt en die is een bedrieger, de Bijbel laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Maar we weten dat de komst van de Mensenzoon, de komst van de nieuwe hemel en aarde, het antwoord zal zijn op het lijden van de armen, van de zwakken, van de minsten op de aarde. We moeten er dus dag in dag uit klaar voor staan, weest waakzaam, bij Matteüs vinden we dan de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden, houdt de lampen brandende klinkt het daar. We moeten dag in dag uit ons afvragen of we de juiste kant hebben gekozen. Leven we onvoorwaardelijk aan de kant van de lijdenden en staan we op tegen het lijden van de mensen, tegen het onrecht en de uitbuiting, tegen oorlog en geweld, zetten we ons in voor de kinderen van God? Of leven we voor onszelf, maken we plannen om rijker te worden door niet meer te delen met hen die het nodig hebben, laten we anderen hun gang gaan als ze van de armen ook het laatste afnemen dat ze nog rest. Met Deborah mogen we geloven dat de armen de aarde zullen winnen als ze de kant van de God van Israël kiezen, met Marcus mogen we verwachten dat we er elke dag klaar voor zullen zijn. Zo gaan we de advent in, op zoek naar een Koning, naar de gezalfde de Christus, de Messias de bevrijder, die ons niet tot onderdanen maakt maar die ons bevrijdt van onderdrukkende krachten en machten in deze wereld in de verwachting dat zij die gebonden zaten in de schaduw van de dood, van God en mens verlaten het morgenrood zullen begroeten. Die Koning komt, alles wijst er op zouden we bijna zeggen. Maar het is ons geloof in de God van Israël die ons duidelijk maakt het er aan komt zoals het morgenrood in het oosten het opgaan van de zon aankondigt en het begin van een nieuwe dag. Hemel en aarde mogen misschien verdwijnen maar dat Woord, die belofte van de bevrijding, die zal immers nooit verdwijnen mogen wij geloven. Die advent, dat morgenrood, kondigt voor ons de bevrijding aan van dood en ellende en die bevrijding mogen we alvast vieren door de kant van de onderdrukten te kiezen, zodat het licht van de bevrijding overal gaat schijnen, vandaag al en al de tijd totdat hij komt.
Amen
Geef een reactie